Met de term "Indische schilders begeven wij ons in de wereld van de schilderkunst op een vrijwel nog on bekend eti onontgonnen terrein, dat heel lang is ver waarloosd. Het blijft vooralsnog een vaag begrip, ge koppeld aan een voorbije koloniale periode, die tegen woordig toch al niet zo gunstig wordt beoordeeld, laat staan dat men interesse kan opbrengen voor deze schilders, die in dat toenmalige Indië hebben ge werkt. Per definitie zal dat niet veel zaaks geweest zijn en dus ook niet de moeite van een serieuze aan dacht waard. Dat dit vooroordeel lange tijd heeft stand gehouden is, tiuchter beschouwd, niet eens zo verwonderlijk. De kennis over Indië beperkte zich tot wat men er in de schoolboekjes over had geleerd ter wijl de Nederlandse schilderswereld zich veel meer betrokken voelde bij de gangbare stromingen in de Europese schilderkunst van die tijd. Waarom zou men zich clan nog bekommeren om dat handjevol on bekende zondagschilders, dat ver weg in Indië, geïso leerd van de toonaangevende internationale coryfeeën, zijn eigen gang ging? Lodewijk Bruckman: Wajangpoppen, 1940. Deze groep als zodanig oefende geen enkele invloed van betekenis uit en is daarom net als zovele andere Indische uitingen van die tijd in de vergetelheid geraakt. Nu zijn er in de geschiedenis talloze voorbeelden bekend, waarbij vroegere gebeurtenisssen uit een afge sloten periode door een volgende onbe vooroordeelde generatie opnieuw bij de kop worden gepakt om als onderzoeks project te worden bestudeerd en geana lyseerd. De resultaten van een dergelijke studie brengen doorgaans verrassende, nieuwe feiten aan het licht, waardoor een grondige herziening van gangbare in zichten noodzakelijk wordt. Iets derge lijks is ook met de "Indische schilders" aan de hand. De wereld om hen heen is al geruime tijd in beroering geraakt. En als de tekenen niet bedriegen, laat een doorbraak niet lang meer op zich wach ten. Een verrassende stoot in die rich ting vormt het zojuist bij Pictura Publishers in Wijk en Aalburg versche nen, rijk met kleurenplaten geïllus treerde kunstboek "Indonesische Im pressies - Oosterse thema's in de Wes terse schilderkunst", dat de "Indische schilders" tot onderwerp heeft. Deze eerste Nederlandse poging om orde te scheppen in de chaos, die de wereld van de Indische schilders nog steeds om geeft, is tevens als rehabilitatie van deze vergeten groep bedoeld. Een opmerke lijke prestatie, die ruime aandacht ver dient. Wie waren die Indische schilders eigen lijk? Hoe moet men hen definiëren? On der welke gemeenschappelijke noemer kunnen zij geplaatst worden? Als er één categorie is, die door zijn grote onder linge verschillen in mentaliteit, afkomst, geestelijke achtergrond en stijl nooit een samenhangend geheel heeft gevormd en dus ook niet in een bepaald hokje ge plaatst kan worden, zijn het wel de Indische schilders geweest. Omdat het individualisten waren, die allen hun eigen weg insloegen en een eigen persoonlijke stijl ontwikkelden, kon er eenvoudig geen eenduidige, herkenbare stijl of rich ting ontstaan, die om maar wat te noe men, een duidelijk stempel op de voor oorlogse internationale schilderstromin gen had kunnen drukken. Niets van dit alles. Maar wat dan wel? Als wij het over Indische schilders hebben, denken wij in de eerste plaats aan schilders, die ruw weg in de periode 1920 - 1942 in Ne- derlands-lndië vertoefden en daar heb ben geschilderd. Zij vormen de harde kern, die echter wel moet worden aan gevuld met diegenen, die zowel daar vóór als daarna eveneens in Indië/lndo- nesië werkzaam zijn geweest of nog zijn. Maar omdat deze kern in tijd het dichtst bij ons ligt en hierover het meest be kend is, hebben deze schilders de meeste nadruk gekregen. Bekijken wij deze groep nader, dan blijkt ook hier weer, dat van eenvormigheid geen sprake is. Velen onder hen waren pur sang Nederlanders, die op een ge lukkig moment in hun leven de kans kre gen om met een opdracht naar Indië uit gezonden te worden om daar tijdens een kunstreis impressies op te doen en deze in hun schilderijen vast te leggen. Als hun resultaten financieel succes boekten -en dat was heel vaak het geval- dan konden zij zich veroorloven een tweede of zelfs een derde reis naar Indië te ondernemen. Sommigen raakten zo in de ban van het tropische land en zijn be volking, dat ze zich er korter of langer vestigden. Anderen, tijdens hun kunst reis verraderlijk overvallen door de Japanse bezetting, bleven er ook, zij het gedwongen, en opgesloten in Japanse kampen, om pas na de capitulatie al dan niet vrijwillig voorgoed naar Nederland terug te keren. Al deze schilders hebben met elkaar gemeen, dat ze de schilder 32

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 32