Tjitjak, Tjitjak, aardig beest.» ZOETIGHEDEN UIT MAKASSAR: Piloes Pisang Epé en Tjoetjoer Bajauw 46 In Makassar in de jaren dertig kwam er op het trottoir voor de Chinese fietsen handelaar bij tijd en wijle een man met een houtskool fornuisje en wat bananen. Als je een portie voor een kobang (tweeënhalve cent) bestelde, nam de man plechtstatig een banaan, ontdeed het van de schil en sneed het in tweeën. Hij legde de twee delen op een soort rooster met een handvat, klapte het an dere deel erop en kneep het dicht. Dit instrument wentelde hij dan om en om boven het fornuisje, dat werd aangewak kerd met een bamboe waaier. Het was een bananensoort van een nogal wat grovere soort dan onze Chiquita banaan. Ze heetten 'pisang kapok'; ze zeiden wel eens 'rare pisang', waarom weet ik niet meer. Maar het was overheerlijke pisang. Ze waren dan platgedrukt, warm en iets bruin geroosterd. Op een bord met wat stroop van Javaanse suiker erover, dat was overheerlijk. De lekkernij heette pisang epé, wat gewoon geplette banaan betekende en zover ik weet kende men op Java deze lekkernij niet. Er was ook een soort gebak, een snoeperij, die men nergens anders in de Archipel kende. Het heette Tjoetjoer Bajauw (is de spelling goed?). Het werd gemaakt van Indische amandelen, kena- rie, eierdooiers en suiker. Mogelijk ging er nog meel in. De kenarie is een zwarte vrucht die aan trossen hangt in grote bo men. Het velletje is zacht en binnenin is er een soort harde pit verdeeld in vakjes en in elk vakje zit een amandelvormige kern. Voor de tjoetjoer werd de kenarie fijn gestampt of gemalen. De eierdooiers werden met suiker goed romig geklopt en met de kenaries vermengd. Dan werd er in een pan met suikerwater een ijze ren ring geplaatst waarin het eimengsel werd gegoten. Dit alles werd gekookt en de ontstane ronde koekjes werden in een kom gerangschikt en overgoten met het suikerwater. Eén zo'n koekje was ge noeg om de eerste tijd niets meer te lus ten want het was heerlijk en mierzoet. Niet goed voor de cholesterol, maar wie had daar in die tijd ooit van gehoord. M.E. MOORREES Ons lijkt de Pisang Epé de moeite waard om eens uit te proberen bij de barbecue, wellicht dat een tosti-ijzer hierbij uitkomst biedt en met mevrouw Moorrees zijn wij benieuwd wie het juiste recept (met hoeveelheden) van Tjoetjoer Bajauw kent en wat kunnen we in plaats van kenaries gebruiken? Naar aanleiding van de oproep van me vrouw F. Kuijpers, wie haar kon helpen aan het recept voor Piloes kregen wij veel reacties binnen. Van mevrouw M. van Olden ontvingen we het volgende recept: 6 a 8 aardappelen, 2 a 3 eetlepels meel (bloem), zout, 3 a 4 geklopte eieren, witte suiker, beschuitkruim. De aardappelen in de schil koken, pellen en fijn maken. Deze mengen met de ove rige ingrediënten en er koekjes van vor men. Deze in ei wentelen, daarna in het beschuitkruim en bakken in olie. De dames Burger, Swart, Kossen, Ondang en Riet Campbell stuurden het recept in dat in het Groot Nieuw Volle dig Oost-Indisch Kookboek van Catenius staat. Dit recept is enigszins afwijkend. 10 grote aardappels, 2 lepels meel, I theelepel zout, 5 eieren, I kopje olie, fijne witte suiker en beschuitkruim. Aardappels in de schil koken, ontvellen en fijnmaken. Dit roeren met meel en zout en één voor één de geklopte eie ren. Langwerpige ronde balletjes vor men, in de beschuitkruim wentelen en bakken in hete olie. Piloes moet men warm eten met witte suiker bestrooid. Mevrouw Swart stuurde nog een alter natief recept uit het Oost-Indisch Kookboek, Hollandsche en Inlandsche Keuken (1884), dat vrijwel overeen komt met bovenstaande. Hier wordt klapperolie geadviseerd om in te bak ken. De heer J. Koek stuurde ook een re cept, dat hij vond in een oud kook boekje, "De Indische Tafel" van me vrouw J. Braam (oud-lerares aan de Ko loniale School voor vrouwen en meisjes te Den Haag). Hij heeft dit boekje van zijn tante geërfd en het recept letter lijk overgenomen. 6 grote aardappelen of I a 2 grote kete la's, 15 gr. zout per liter water, 2 theelepels zout, 2 theelepels suiker, I ei. Het bereiden op dezelfde wijze als de andere recepten. Als reactie op het verdere verloop van het rijmpje Tjitjak, Tjitjak, aardig beest (zie Moesson 15 juli) schreef mevrouw Van Olden ons: "Uit mijn jeugd herinner ik me de volgende regels: Tjitjak, tjitjak, aardig beest Waar ben jij vannacht geweest? Bij tante op het feest Wat heb je daar gehad? Een koekje met een gat" Wij op de redactie dachten dat Jan op het feest was geweest en een koekje met een gat had gekregen zoals in het liedje: Zeg moeder, waar is Jan? Weet één van de lezers of de tjitjak ook op het feest bij tante was (en een koekje met een gat kreeg)? Mevrouw Steinebach-van Reyn herinnert zich van vroeger: "Tjitjak, Tjitjak, aardig beest, waar ben jij zo lang geweest? En wat heb je toch gedaan? Moet je niet naar school toe gaan? "Nee, mijn kind, want hagedissen kun je in de school best missen". Guus Weinhold kende wel een ander rijmpje over een tjitjak "Toen pan froeher, ikke noh klein in de derde klas fan die lahre sgool, moet leren. Taalboeknja heet: 'Voor Jong Indië'." Een Tjitjak kroop bij avond, Maar oh, daar kwam een Tokèh, z'n veilig hoekje uit die viel de Tjitjak aan Ging wandelen langs de muren Hij beet 'm in z'n staartje op zoek naar lek're buit Het was met hem gedaanI De Tjitjak ving een Laron, Maar wonder boven wonder, een Laron vet en dik de Tjitjak kwam weer vrij! En was toen met z'n hapje Zijn staartje brak in tweeën Ten zeerste in z'n schik en vluchtte vrij en blij. Vraag: Waarom vluchtte de Tjitjak vrij en blij? Antwoord: Omdat zijn afgebroken staartje later vanzelf weer aangroeit! NB: Laron vliegende mier in wording; volgens sommigen op de redactie toendertijd vooral in de regenperiode een lekkernij (vet mesten, vleugels eruit en goreng..

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 46