OF WORDT ER MEE BEDOELD V. Een Oosterse gewoonte "Ja, het is typisch Oosters wel, dat je met 'ja'ook 'nee'kan bedoelen. Heb geleerd anderen te laten for muleren wat je gezegd hebt, om te kijken of ze het wel begrepen heb ben, of je wel duidelijk bent overge komen. Bij het zaken doen ben ik wel heel direct geworden en zo langzamerhand leer ik mezelf ook uit te spreken op het emotionele vlak, dus niet alleen in bedekte ter men. Voor mijn vrouw Stannie is het heel moeilijk geweest en nu soms nog wel. Ze vraagt zich nog regel matig af of ik met 'jaook 'jabe doel of misschien 'nee'. Ik doe echt mijn best, maar ik denk dat dit het enige overgebleven Oosterse is in mijn aard. Het is er moeilijk uit te krijgen. r BETEKENT "14" interview met Achwar Achwarizmi door Liesbeth Steur De avond is tropisch warm en de stra ten dampen nog na van de enorme re genbui die net is neergestort uit de he mel, als ik het pad op loop naar de voor deur. Achwar loopt naar buiten om te gaan wandelen met de hond. Hij ziet er moe uit. Komt net thuis van een zaken reis naar Duitsland en moet morgen weer door naar België. Eigenlijk is hij al tijd op reis, de wereld over, naar iedere uithoek. Een paar jaar geleden heeft hij besloten om alleen nog maar Europa te doen om vaker thuis te kunnen zijn, maar dat was fictie. Hij is net zo vaak, maar minder lang achter elkaar weg. Zijn vrouw en twee dochters zijn er aan ge wend. Gaan hun eigen weg, hebben hun eigen leven en genieten als Achwar thuis is. Hij heeft de golfsport ont dekt en ieder vrij uurtje besteedt hij daaraan. Speelt vaak met zijn vrouw Stannie en het voordeel van golf is dat je dat over de hele we reld kan doen. Vanaf het eerste moment dat ik Achwar ontmoette, heeft hij mij geïntrigeerd. Een kleine man met een echt Indonesisch uiterlijk, een heel vriendelijk gezicht met zeer intelligente ogen. Spreekt Neder lands zonder ook maar een vleugje Indische tongval, heeft een top- baan in het bedrijfsleven en wil nooit over zichzelf praten, laat staan over zijn afkomst. Heeft wel eens verteld, na veel gevraag van mijn kant, dat hij uit Indonesië komt, Atjeh, maar verder niets. Hij is Nederlander. Toch waren er te veel zaken die ik niet kon rijmen en gedreven door mijn 'nieuwsgierig heid', voorzichtig gevraagd of ik hem mocht interviewen voor Moesson. "Interviewen??" lacht hij. "Ik heb toch niets te vertellen dat interessant ge noeg is om op te schrijven. Zoveel heb ik niet meegemaakt in mijn leven. Maar als je persé wil, kom maar ge zellig langs, dan zien we elkaar weer eens." En daar zaten we, weggezakt in de bank, met koffie, thee en chocola. "Waarom ben je eigenlijk geïnteres seerd in mijn verleden? We leven toch nu. Het is toch helemaal niet van belang te weten waar ik oorspron kelijk vandaan kom? Ik ben trots op mijn verleden, maar praat er liever niet over, omdat het voor mij een afgesloten hoofdstuk is en omdat het niets te ma ken heeft met wat ik nu doe, of met wie ik nu ben. Ik ben Nederlander en wat nog belangrijker is, ik voel me Nederlan der." "Zonder verleden is er geen nu en geen toekomst," leg ik mijn standpunt uit, zonder te weten wat er komen gaat. Achwar Achwarizmi Atjeh, 1914. Hij was leraar op de HIS (Hollands Indische School) voor de oor log. Na 1945 werkte hij bij een ministe rie in Jakarta. In die periode kreeg hij een beurs om in Nederland, in Utrecht, rechten te gaan studeren, dat was in 1948. Hij is toen naar Nederland gegaan en wij, mijn moeder, mijn vier jongere broers en zusje, zijn hem nagereisd in 1951. Als kind zaten wij op de planters- school in Medan. Mijn vader koos altijd voor de beste scholen. Later in Jakarta bezochten wij de nonnenschool. In die na-oorlogse woelige tijden werden wij wel beticht door vriendjes dat wij pro- Nederlands waren en niet alleen onze familie. Alle 'feodalen' werden daarvan beticht. We leefden eigenlijk een dubbel leven. Op school met de Nederlanders en thuis met de buurjongens. Soms was dat best moeilijk. Tijdens de Bersiaptijd speelden er twee zaken. De onafhan- kelijksstrijd en de sociale strijd tussen links en rechts, hetgeen een logische sa menhang is. Dat zie je door de geschie denis heen in alle landen gebeuren waar men naar onafhankelijkheid streeft." "Op 16 oktober 1939 ben ik geboren in Besitang, vlakbij het sultanaat Langkat, in Tandjong Poera. Tegenwoordig staat er in mijn Nederlandse paspoort, Langkat, Noord-Sumatra. Mijn moeder is van Medan, 1916 en mijn vader komt uit "Toen we in Nederland aankwamen in 1951, gingen we, net zoals in Indonesië, gewoon naar school en het leven nam zijn gang. Mijn vader werd advocaat. Thuis zijn we altijd opgevoed met de CS» 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 7