Zoutwinning halverwege Bantaeng in Ujung Pandang.
honden. Het is een fascinerend gezicht.
Frans, onze chauffeur, weet vrijwel alles
te vinden in deze omgeving en brengt
ons rechtstreeks naar het kantoor van
een fabriek waar men zich bezighoudt
met alles wat met zijde te maken heeft.
Toeristen komen hier denk ik weinig
want eerst wil het hele personeel van
het kantoor op de foto. Eén vrouw en
vier mannen werken er en ze komen er
speciaal voor naar buiten. De vlinders in
de kwekerij worden in grote, donkere
loodsen in laden op grote vellen papier
gehouden en gevoed. De vellen papier
dienen om de miljoenen eitjes makkelijk
te kunnen verzamelen. De vlinders zijn
vuilwit van kleur en kunnen alleen wat
fladderen. Echt vliegen kunnen ze niet.
De cocons met de verpopte rupsen gaan
naar een fabriekshalletje waar ze eerst in
een grote ketel heet water worden ge
dompeld en daarna in lange bakken met
koud water terecht komen. Op een in
genieuze manier worden hier de cocons
machinaal afgewonden en een aantal ui
terst fijne draden wordt daar samenge
voegd tot een zijden draad van de ge
wenste dikte. In dezelfde hal worden
deze draden op grote spoelen gewikkeld
en dat is het einde van het proces in
deze fabriek. Weven gebeurt ergens an
ders. Aan de overkant van de straat heb
ben veel bewoners van het dorp onder
hun op palen staande huis en hokje ge
bouwd waar op grote plateaus de zijde
rupsen worden gekweekt en zo biedt dit
fabriekje werk aan een redelijk aantal
mensen.
In Watampone weet Frans een goed ho
tel voor ons, hotel Mario Pulana, nette
kamers met AC. Hij staat erop ons voor
de lunch af te zetten bij restaurant
Dynasty, het beste restaurant van
Watampone volgens hem. Het is groot,
ruim en fris opgezet en op dit uur van
de dag zijn wij de enige bezoekers. Het
bier is weer warm en wordt met ijs
blokjes enigszins op temperatuur ge
bracht. Bij vertrek vragen we de eige
naar alvast een paar flessen bier in de
koelkast te zetten omdat we vanavond
hier weer willen eten. Dat doet hij maar
al te graag.
Een Nederlands sprekende meneer,
rechtstreekse afstammeling van de laat
ste sultan van dat gebied, heeft van z'n
grote huis een waar museum gemaakt
om de herinnering aan zijn roemruchte
voorvaderen levend te houden. Hij geeft
ons persoonlijk een rondleiding en ge
draagt zich uitermate waardig, haast ko
ninklijk. Hij maakt geen enkele toespe
ling op het vragen van een bijdrage of
het te koop aanbieden van artikelen.
Achter zijn huis is een ruimte waar veer
tig jongemannen wonen en waar hij de
zorg en verantwoording voor heeft. Hij
doet er wat geheimzinnig over. Ze mo
gen, kunnen en willen niet trouwen en
bepaalde sieraden en gebruiksvoorwer
pen mogen door niemand anders dan
door hen gemaakt worden. Nu en dan
gaan ze naar kampongs in de omgeving
om daar rituele feesten te organiseren
en daarmee verdienen ze dan wat. Pas
als we heel nadrukkelijk vragen of van de
voorwerpen die ze maken misschien iets
te koop is, laat hij ons wat dingetjes zien
die voor de verkoop bestemd zijn. Bij de
uitgang staat onopvallend een kistje waar
je een bijdrage in kunt doen voor onder
houd van het museum.
Vanuit Watampone hebben we de keus.
Een rit van een kleine tweehonderd kilo-
20