Brieven naar huis Beite Pa en Moei deel I Begin september 1897 vertrok de 21-jarige Leendert H. Molenaar vanuit Harlingen naar Indië om bij neef Bert op de koffieplantage te Banjoewangi, Oost-Java te gaan werken. Met het schip Océanien verliet hij Marseille om via Port Said, Aden, Colombo, Singapore naar Batavia te gaan. Te Port Said kwam Mehmed Kiamil Bey, de te Batavia ge plaatste consul-generaal van Tur kije aan boord die Leendert een baan aanbood als zijn particulier secretaris, hetgeen de jongen wel wat leek. Trouw schreef Leendert brieven aan zijn ouders, waarin hij over zijn verblijf te Indië vertelt en over de diverse mensen met wie hij te maken heeft. Zoveel mogelijk is de originele spelling gehandhaafd en waar no dig zijn ter bescherming van be paalde personen fictieve namen gebruikt. Batavia, 11 oktober 1897 bij Jan Houtsma in zijn pension bij de oude Harlinger familie Huydecooper zou eten. Dit was voor mij natuurlijk veel ge zelliger en ook lang niet zoo duur en daar ik zag dat het mij zoo gul mogelijk werd aangeboden heb ik ook maar geac cepteerd. De heeren hadden mij met de Engelsche mail verwacht en waren bij aankomst daarvan naar Priok geweest om mij af te halen, wat natuurlijk vergeefsche moeite is geweest. Ik trof het vrijdag niet, daar Jouwert en Jan beide bij eene familie waren gevraagd te dineeren en voor dat ik kwam reeds hadden aangenomen. Ik ben dien avond dus maar in het Hotel gebleven en heb des avonds met M. Kiamil eene visite gebracht bij den Turkschen Consul alhier, een mijnheer Suers, Duitschen van geboorte en zelf handelaar. Daarmee hebben wij gespro ken over mijne betrekking als particulier secretaris bij Kiamil Bey en heeft deze mijnheer mij dat ten sterkste afgeraden daar er hoegenaamd geene vooruitzich ten aan verbonden waren en het boven dien afgeraden aan Kiamil Bey omdat het geheel en al tegen de politiek is van het Turkschen goevernement dat in deze streken werkt tegen het Nederlandsch- Indisch goevernement. Daar komt dus niet veel van, zeer tot den spijt van mijn Turkschen beschermer. Hij heeft mij echter beloofd dat hij voor mij zou wer ken en zoodra hij wat meer invloed kreeg (hij is nu nog geheel nieuw en vreemd hier) mij eene goede betrekking in den handel te bezorgen. En hij zal het doen ook, als hij kan, daarvan ben ik heilig overtuigd. Zaterdagmorgen ben ik mijne diverse papieren gaan aanvragen zooals mijn toelatingsbiljet tot Nederlandsch- Indische vergunning tot den invoer van mijne revolver en mijn geweer en verder nog een biljet voor den door voer van deze zaken. Lastige formali teiten. Aan invoerrechten en zegels heb ik 7,20 betaald. Daarna geïnfor meerd naar den eerstvertrekkenden boot van Batavia via Soerabaja naar Banjoewangi; tot mijne teleurstelling vaart deze boot pas den 24sten dezer van hier af, en over land zou de reis mij wel 100,- meer kosten en is dat bovendien nog bijna ondoenlijk. Ik ben dus verplicht hier tot den 24sten te blijven, voorwaar een groote mis- c& Eindelijk, na een reis van 6 week, einde lijk zeg ik gearriveerd in het land der zonne. Java, eene der schoonste bezittin gen van ons lieve vaderland. Vrijdag morgen acht October kwamen wij ter reede van Tandjong Priok aan. Tandjong Priok is zoals u weet de haven van Batavia en daarmee verbonden door eene spoorweg. Priok zelf is niet veel moois, in fact, een koortsgat. Het kwam mij echter heel schoon voor, hoofdzake lijk wel door de menigte schepen die er lag en met de Hollandsche driekleur in top. Dat dee me toen goed, ons rood, wit en blauw ook weer eens te zien na zoovele Union Jacks en Fransche vlag gen. Zooals ik u geschreven had, dacht ik in het Turksche Consulaat te blijven log- eeren edoch bleek het ons bij aankomst, dat er nog geen consulaatsgebouw be stond. In gezelschap van M. Kiamil Bey zijn we toen naar het Hotel der Nederlanden vertrokken, doch leek mij dat toen eene dure grap te worden daar de pension- prijs 5,- per dag bedroeg en men nog alle bijkomende onontbeerlijke zaken moest bijbetalen. 's Middags bracht ik een bezoek aan Jouke Schuil en werd door hem ontzag gelijk hartelijk ontvangen. Hij wist na tuurlijk dat ik komen zou en hadden hij en Jan Houtsma reeds een heel plan van amusementen opgemaakt, om mij gedu rende mijn verblijf alhier zoo goed mo gelijk te amuseren. Mijn plan was hier 3 dagen te blijven en werd ik direct door Jouwert te logeeren gevraagd terwijl ik Officierswoningen aan Waterlooplein Zuid (Ansichtkaart uit IWI-collectie) 31

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 31