Ó<p, lea met ee#i halt o&i...
In september 1985 vloog ik met
een zestal vrouwen naar het Verre
Oosten waar we eerst Singapore
aandeden om vervolgens door te
vliegen naar Sumatra. Na enkele
dagen vlogen we naar Jakarta om
op een bus te stappen die ons met
nog negen anderen naar Bogor,
Bandung, Batu Raden en Yogya
reed. Na enkele dagen Yogya na
men we afscheid van de overige
buspassagiers die naar Bali verder
gingen; wij zouden vanuit Solo
naar Surabaya vliegen...
Na ons laatste ontbijt in Yogya slenter
den we naar onze bungalows want de
minibus, die ons naar Solo zou rijden,
zou ons pas om half 9 ophalen. Een blik
op mijn horloge liet weten, dat we nog
een zee van tijd hadden.
Aangekomen bij de bungalows, hoorde
ik de telefoon rinkelen en als een idioot
vloog ik erop af. Helaas toen ik de
hoorn opnam, hoorde ik alleen nog een
stem zeggen: "aio, aio" en toen: 'toet,
toet, toet'.
Tegelijkertijd stormde een vriendin van
me de bungalow binnen met: "Ajo, we
moeten opschieten! De bus staat al een
15 minuten op ons te wachten!".
Nou, kalm aan zeg, dacht ik, de afspraak
was half 9 en geen kwart over 8. Maar
toen ik bij de bus gekomen de chauffeur
zag, dacht ik: 'oh, kassian, die is al zo
oud. Vandaar het vroege tijdstip'.
Onze koffers met overige barang-barang
hesen wij de bus in en we wilden de
poort uitrijden. Al onze betjakkerels, die
we al die dagen dat we in Yogya verble
ven tot onze beschikking hadden, ston
den daar alleen keurig aan de poort ons
op te wachten om ons te groeten. We
klommen het busje weer uit om ze de
hand te drukken. Het was een over en
weer van 'slamat djalan' en 'slamat
tinggal'. Met wazige ogen en wat sedih
klommen we de bus weer in en wuifden
naar onze zo lieve betjakkerels tot we
de hoek omgingen. Wat is het toch erg
om van mensen afscheid te nemen.
Aangekomen op het vliegveld van Solo,
kwam een vrouw al rennend en schreeu
wend naar me toe. Ze trok me aan mijn
arm en wees richting vliegtuig. Al wat ik
begreep was: lekas, lekas. Ach mens,
dacht ik bij mezelf, wat lekas, lekas!? Ik
had op mijn horloge gekeken en zag dat
het pas 9.50 uur was en ons vliegtuig zou
om 12.10 vertrekken. Dus wat zeurde
dat mens toch? Maar mijn reisgenoten
die de Indonesische taal beter beheers
ten dan ik, gilden in koor: "Meis, we
moeten hollen! Het vliegtuig staat op het
punt van vertrek. Het eerstvolgende gaat
pas weer morgen!"
Daar gingen ze dan, de één nog sneller
dan de ander en mij achterlatend met
alle barang-barang en een zenuwachtige
buschauffeur. Die begon echter direct
alle têtêh bengêk van ons naar een balie
te slepen. Kassian; ik naar hem toe om
te helpen, maar ik moest van hem naar
de andere balie toe om mijn tickets te
regelen, vlieghavenbelasting en over-
vracht te betalen. Intussen schalde een
stem steeds door de ruimte en de dame
die mij moest helpen met de tickets,
kreeg het Spaans benauwd en
schreeuwde me steeds dingen toe, waar
ik totaal niets van begreep. Weer
hoorde ik alleen maar lekas, lekas; kreeg
een bundeltje labels in mijn handen ge
duwd en ze wees richting deur. Ik vrat
mezelf op van woede, omdat al mijn an
dere reisgenoten al prinsheerlijk in het
vliegtuig zaten, terwijl ze me toch even
hadden kunnen helpen met alles. Neen,
lieten ze me lekker alleen met al hun
hebben en houwen! Die smeerlappen,
wacht maar, ik zal ze!!
Intussen trok mijn oude chauffeurtje, die
ik eigenlijk helemaal vergeten was, me
aan mijn arm en zei zoiets van "moesti
bajar nja, nonja moesti bajar". In mijn ze
nuwen herkende ik hem niet en dacht
dat hij me vroeg of ik naar Soerabaja
moest. Dus ik snauwde hem toe: "ijoh,
saja moesti pigi Soerabaja" en rende
richting vliegtuig, echter achterna geze
ten door het oude mannetje, die steeds
maar zeurde van 'moesti bajar'.
Een vlieghavenmedewerker kwam naar
me toe en zei in gebroken Nederlands:
"Meprouw, u betalen moet si kakeh".
Betalen, wat betalen? Ik heb alles al be
taald! En opeens zag en herkende ik mijn
oude chauffeurtje van de minibus. Zo
zielig, zoals hij me aankeek en dan heb ik
nog zo tegen hem gesnauwd terwijl hij
me juist zo goed geholpen heeft. Mijn
hart brak, weer een traantje en met
1000 keer 'trima kasih ja, opa' en een
dubbele beloning voor hem spurtte ik
weg, richting vliegtuig.
Aan het eind van de gang stond een man
die vroeg of ik naar Bali of naar Surabaya
moest. Maar nog steeds op van de zenu
wen hoorde ik alleen het woord bajar in
mijn oren toeteren. Geïrriteerd keek ik
hem aan en riep: "Ach man, wat bajar?
Saja soedah alles bajar!" Apa lagi ik nog
moesti bajar?? Maar weer kwam voor
mij een reddende engel naar mij toe en
zei in keurig Nederlands: "Neen, hij
vroeg of u naar Bali toe moet of naar
Surabaya. Er staan nl. twee vliegtuigen
klaar voor vertrek. Links gaat naar Bali
en die rechts staat, vliegt naar Surabaya".
Weer had ik voor niets gesnauwd (ben
ik heel sterk in), diepte uit mijn zak wat
geld en gaf het beide mannen. Zeulen
met twee tassen vol handbagage en een
badmintonracket, dat ik op dat moment
naar de maan verwenste, toog ik naar de
vliegtuigen toe. Wat nu, wat heeft die
man nu gezegd? Links naar Bali en rechts
naar Soerabaja of omgekeerd? Ik zag me
al in m'n dooie eentje naar Bali vliegen
en de rest van de groep naar Soerabaja.
Maar het geluk was weer met mij. Ik zag
een keurig in het zwart gekleed mans
persoon ook richting vliegtuigen gaan en
snelde naar hem toe. "Sir, please, I have
to go to Soerabaja, can you tell me
which airplane goes to Soerabaja? Please,
help me"! Ik heb nog nooit van mijn le
ven zo achterlijk bedeesd en onnozel ge
klonken als op dat moment. De man in
kwestie keek me aan en in prima Neder
lands zei hij mij: "Volgt u mij maar, want
ik moet ook naar Surabaya". Tegelijker
tijd nam hij één van de tassen uit mijn
handen (gelukkig de zwaarste) en ver
volgde zijn weg; ik achter hem aan. Bij
het vliegtuig aangekomen, liet hij me als
eerste de trap opgaan waarna ik, binnen
gekomen, met gejuich werd ontvangen
door mijn groepje. Die sloebers. Ik heb
hun eerst afgeblaft en plofte toen naast
mijn moeder en mijn vriendin neer. De
keurige man was intussen ook binnen
gekomen en gaf mij de tas. Ik kon hem
wel zoenen, maar het bleef bij een
warme handdruk. Wat zag ik even later
tot mijn verbazing? De man ging de ca
bine in en nam plaats in de pilotenstoel.
Ajahjah, zo zie je maar weer, dat zelfs
mensen met een bepaalde rang niet te
beroerd zijn een stakker van een mede
mens te helpen.
Wat was ik blij in het vliegtuig te zitten,
maar in mijn binnenste werd ik opeens
wat angstig toen ik zag dat de piloot een
heel dik zwart boek oppakte en er in
ging zitten bladeren en lezen. "Jeetje",
fluisterde ik, "die knul weet niet precies
hoe hij het vliegtuig van de grond moet
krijgen".
Maar het toestel steeg op en maakte op
de plaats van bestemming een perfecte
landing. Bravo toean.... JODY
lekas - snel
têtêh bengêk tassen, pakjes
43