en de dingen die niet voorbijgaan Door Edy Seriese Inleiding In deze artikelenreeks wil Edy Seriese aannemelijk maken dat er geen culturele breuk zit tussen de Mes tiezencultuur en de latere Indische cultuur in de kolo nie. Zij doet dit door aan te geven hoe de cultuurover dracht zich tnoet hebben afgespeeld: van moeder op dochter. In het eerste deel van deze reeks werd Maria van Aelst ten tonele gevoerd. Zij vestigde in de 17e eeuw de Mestiezencultuur aan het hof van de Gouverneur- Generaal Deze keer komt het verband aan bod tussen de 17e-eeuwse Mestiezen- cultuur en de 19e-eeuwse Indische cultuur, geïllus treerd aan de hand van de familie Helvetius van Riemsdijk. *«*lndiSct%e«sen Van Riemsdijk De tweede historische figuur die ik u wil presenteren is geen individu, maar een familie: de 18e-eeuwse familie Helvetius van Riemsdijk. Het verhaal begint tradi tioneel: met de totok die uit Holland komt. In 1735 arriveert de 23-jarige sol daat Jeremias van Riemsdijk uit Utrecht in Batavia. Zijn snelle overstap naar de civiele dienst is het begin van een glan zende carrière in de VOC-hiërarchie, die in 1771 bekroond wordt met het Gouverneur-Generaalschap. Deze geschiedenis lijkt alweer sterk op een Hollands-glorie-in-den-Oost-verhaal. Tenminste, als we de camera op Jere mias gericht zouden laten. Jeremias' ver haal zou echter half zo glorierijk niet zijn geweest als deze held bij zijn aankomst in Batavia niet in een gespreid bedje had kunnen stappen. Met andere woorden: als er bij zijn aankomst in de kolonie niet een complete maatschappij voor hem had klaar gelegen, waaraan hij -door een huwelijk- maar hoefde aan te schuiven. Dat deed Jeremias dan ook. In zijn lange leven trouwde hij vijf maal. Alle keren met Bataviase Mestiezendochters van VOC-dienaren in opklimmende graad van belangrijkheid. Vooral aan het vierde huwelijk is aardig te illustreren dat Jeremias van Riemsdijk in de 18e eeuw in dezelfde cultuur moet zijn gestapt die door Maria van Aelst in de 17e eeuw als 'staatscultuur' werd gevestigd. We wen den dus de camera van Jeremias af naar zijn vierde vrouw Adriana Helvetius. De voorgeschiedenis van Adriana begint in Batavia rond 1660, dertig jaar na het huwelijk van Maria van Aelst. Dan krijgt een Nederlands militair bij een onbeken de Aziatische vrouw een kind en laat haar dopen. Deze dochter trouwt later met een hoge Nederlandse militair, die overstapt naar de civiele dienst en in 1689 hoofd van een factorij wordt. De dochter uit dit huwelijk trouwt met een Raad van Indië en als deze op haar beurt een dochter krijgt, huwelijkt zij haar uit aan de president van het Hooggerechts hof te Batavia: Willem Vincent Helvia- tius, de aanstaande vader van onze Adriana. De Mestiese trekken in Adriana's voor geschiedenis zijn karakteristiek: elke generatie weer is de vader een totok- Hollander. Alle voormoeders echter zijn geboren en getogen in de koloniën, in de Mestiezencultuur dus. Het lijdt daarom geen twijfel of ook Adriana voerde in het gezin Van Riemsdijk een leefwijze die niet essentieel afweek van die Maria van Aelst. Maar de familiegeschiedenis gaat verder. De familie Helvetius van Riemsdijk illus treert een keerpunt in de Mestiezengeschiedenis. Dat is te illustre ren aan de zoon van Adriana en Jeremias. Aan Willem Vincent (1752- 1818) die zich als eerste van de familie met de dubbele achternaam Helvetius van Riemdijk tooide. Terwijl zijn oudere broer uit een eerder huwelijk nog op heel jonge leeftijd voor goed naar Holland gestuurd werd, bleef Willem Vincent zijn hele leven in Batavia. Hij maakte daar zelfs carrière. Onder protectie van zijn vader klom hij in de VOC-hiërarchie naar hoogten die tot dan toe voor Mestiese jongens onbereik baar waren in de kolonie. Hij eindigde in 1799 als Raad van Indië. De macht van de Mestiezencultuur in de kolonie is dan zo groot dat zij het zich kan veroorloven om de bepalingen en regels van de Heren XVII in Holland te negeren. Daarmee wordt een patriarchale ten dens, de erfelijkheid van vader op zoon, zichtbaar binnen de Mestiezencultuur. Maar vooral wordt duidelijk dat Mestiezen niet langer louter afhankelijk waren van arbeidsplaatsen in VOC- dienst. Willem Vincent Helvetius van Riemsdijk bijvoorbeeld was ook landei genaar, grootgrondbezitter. En zijn vele wettige kinderen -dat waren er 21- blij ven daarom allemaal op Java, ofwel om te trouwen met een import-Europeaan, ofwel om opgeleid te worden tot landei genaar. Indisch en Indonesisch In de loop van de 18e eeuw was de onmiddellijke omgeving van de VOC-for- ten veiliger geworden door vredeverdra gen met de omringende bevolking. Tegelijkertijd werden de steden onveili ger door overbevolking en slechte hygië ne. Daarom trokken de welvarende Mestiezen uit de steden weg naar het Indonesische platteland, "de binnenlan den", waar ze enorme lappen grond kochten en er die "typische Indische hui zen bouwden, groot en koel met een voor- en achtergalerij en enorme lappen grond erom heen", zoals Rob 31

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 31