WILLIAM PITTON:
Op de vraag hoe oud hij is, opent Pitton
lachend de kastdeur in de woonkamer
waarop een krantepagina met plakband
is bevestigd. In vette letters staat te
lezen: William D. Pitton turns 74!
President Bush declares a national holi
day. "Mijn zoon heeft dit laten maken",
zegt hij met een lach.
Pittons overgrootvader van moeders
kant, oorspronkelijk Shah Amir, later
samen getrokken tot Shamier, was
groothertog en bestuurde Armenië.
Nadat hij krankzinnig was geworden,
kwam er een delegatie uit Armenië naar
Indië en vroeg men zijn zoon, William
Shah Amir, om troonopvolger te wor
den. Dit kon echter niet doorgaan
omdat William zijn vrouw, van Javaanse
afkomst en van wie hij veel hield, niet
mocht meenemen. William Shah Amir
bleef dus op Java achter, waar hij in de
zoutwinning zijn kost verdiende.
Grootvader William Sah Amir was met
Miriam Sem, dochter van een van de
eerste Indonesische zendelingen
getrouwd en uit dit huwelijk werd
William D. Pittons moeder, Caroline
Theodora Shamier, te Pati geboren.
Pittons grootvader van vaders kant werd
in Amsterdam geboren evenals zijn
vader, Daniël. Als scheepstimmerman
was hij in Kaapstad toen de Anglo Boer
War (Transvaalse Boerenoorlog) onder
Paul Kruger uitbrak (1898-1902). Na de
Boerenoorlog trok Daniël Pitton naar
Paramaribo, waar hij temidden van de
bosnegers en indianen werkte.
Vervolgens keerde hij weer Oostwaarts,
naar Australië. Op Java maakte hij kennis
met Franz Shamier en vroeg deze of hij
een kokkin voor hem wist. Franz stelde
Daniël aan zijn 21 jaar jongere zusje voor
om hem 'voorlopig' te helpen. Deze hulp
mondde uit in een huwelijk en ze kregen
8 kinderen, waaronder William Daniël,
die op 5 september 1918 in Salatiga
werd geboren.
William Pitton doorliep de Particuliere
Ambachtsschool te Blora en vervolgens
de Koningin Emmaschool te Soerabaja.
Na zijn schooltijd vond hij emplooi bij de
IEV Houtindustrie te Tjepoe. Toen hij 20
jaar oud was veranderde hij van baan en
trad als assistent-opzichter in dienst van
de BPM in Tjepoe.
Vóórdat de oorlog uitbrak nam William
op aanraden van zijn vader Japanse les
sen, omdat kennis van de taal van de vij
and als wapen kon dienen: voor zijn
vader was tijdens de Boerenoorlog ken
nis van de Engelse taal de redding
geweest. Menigeen zag William als pro-
Japan, "Maar dat was helemaal niet het
geval!" roept hij uit.
Er brak een strijd los rond hem, tussen
de BPM en het leger. De BPM wilde hem
in de noodformatie hebben maar het
leger achtte zijn aanwezigheid bij de
William D. Pitton
kustbatterij in Sitoebondo van groter
belang: in de Oosthoek was de kans dat
de Japanners zouden landen het grootst.
Pitton begaf zich naar Sitoebondo, waar
net nieuw afweergeschut was gebouwd,
de Japanners kwamen en hij werd krijgs
gevangen gemaakt.
Via Malang en Batavia belandde hij in
Singapore vanwaaruit in vrachtwagens
met vele andere krijgsgevangenen en na
een treinreis van ongeveer 5 dagen door
Malakka, Tammarkan werd bereikt, waar
de brug over de Kwai-rivier werd
gebouwd.
Als tolk moest hij bevelen en mededelin
gen van de kampleiding vertalen en wan
neer de gevangenen niet deden hetgeen
de Japanners hen via Pitton hadden
opgedragen, kreeg hij klappen en schop
pen omdat men dacht dat hij iets niet
goed vertaald had.
"Een keer... ikzelf noem het een wonder,
ik weet niet of het een wonder is...
stond ik op de brug naar de mensen
beneden te kijken. Ik had mijn handen op
de rug over elkaar en dacht aan niets.
Even verderop, rechts, stond een kamp
bewaker. Op een gegeven moment komt
er van links een Thai achter mij langs
lopen die iets in mijn hand duwt en
ongezien stop ik het in mijn broekzak. Ik
dacht, misschien is het een muntstuk
voor ons hospitaal of zo, ik lette er ver
der niet op. Toen zag ik die bewaker
regelrecht op me afkomen en ik wist
meteen dat hij alles had gezien. Toen hij
voor me stond vroeg hij: "Nan'-da!"
(commando voor: wat is het). Ik ant
woordde dat ik het niet wist, waarop
volgde: "Da'se!" (haal het er uit). Ik tast
te in mijn broekzak, haalde een witge
kleurd opgevouwen papiertje eruit en
vouwde het open alvorens het hem te
overhandigen. Tot mijn grote schrik
bleek het een pamflet te zijn waarop een
tekening van Japan, omringd door de
bekende B-29 bommenwerpers. Die
bewaker keek ook naar dat papiertje,
schrok ook, pakte zijn stok en sloeg me
precies midden op mijn kop... maar
niets! De stok brak in tweeën en ik voel
de niets! En de mensen beneden hadden
gezien en gehoord dat hij me met die
stok sloeg, maar geen bult op mijn
hoofd... Ik heb nog gedacht: misschien
van de angst dat ik niks voel, maar zelf
geen bult... Is dat een wonder of...?"
De oorlog was afgelopen. In Siam wer
den Pitton en de zijnen door manschap
pen van Mountbatten bevrijd en hij trok
naar Bali. Ingedeeld bij de Gajah Merah
"hebben we Bali schoongeveegd en
daarna ben ik naar Palembang en Pladjoe
(Zuid-Sumatra) gegaan om acties te
voeren.
Toen in Palembang kreeg ik op een gege
ven moment de opdracht: je moet naar
Batavia, waar je opgehaald zult worden.