(leAte Pa en Moe!
(slot)
Op 2 januari 1898 regent het onophoudelijk en bet geeft Leendert
gelegenheid weer eens een brief naar huis te schrijven. Hij heeft
moeite met cle taal van cle mensen over wie hij op de plantage
toezicht houdt ("Ik vertel u, dat valt niet mee, het zijn zulke rare
geluiden die die lui maken.
Zijn neef vindt hij 'geen prettig menschen Oudejaarsavond van
1897 zou hem nog lang bij blijven, daar hij een standje van zijn
neef kreeg, wat hem erg verdrietig maakte Gelukkig heb ik me
ingehouden en heb van gekrenkte trots en toorn een paar uur op
mijn bed liggen huilen cds een klein kind").
Van zijn baantje op Taman Gloedah kwam niets. Als gevolg van de
lage koffieprijzen werd er niet ontgonnen en hadden ze geen derde
opzichter nodig. Ook werden als gevolg van de lage koffieprijzen op
de Semeroe 27 ondernemingen opgedoekt.
Op 22 januari en 18 februari stuurt Leendert wederom een brief
naar huis. Nog steeds heeft hij het niet naar zijn zin bij neef Bert en
probeert elders te solliciteren hetgeen niet eenvoudig is daar alle
door Leendert te versturen post door zijn neef wordt gelezen.
Leenderts laatste brief (voor zover aangetroffen) dateert van
10 maart 1898, waarin hij onder meer verslag doet van hoe
sommige mensen aan hun lange achternaam komen.
16
Glen Falloch
Banjoewangi 10 maart '98
Beste ouders!
Laat mij u eens een kleine schets geven
van een reis naar B'gi, welke ik deze
week heb gemaakt. Vooraf echter dit.
Het kan zijn dat ik hier of daar een
beetje ruw zal zijn in mijn uitdrukkin
gen, doch is dat bepaald noodig om u
een zoo juist mogelijk denkbeeld te ge
ven van de Indische bestuurders. Nog
moet ik u eerst zeggen dat een week
of 4-5 geleden hier is geplaatst als op
zichter, een zekere Stolk, zoon van
een Hollandsche generaal van dien
naam. Een leuke vent, waarmee ik
goed kan opschieten. Nu is er op Ban
joewangi een zekere familie Pownall,
de meneer is chef van het Engelsch te
legraafkantoor (Banjoewangi is het
eindpunt der kabels van Australië en
Singapore van de Eastern extension te
legraphing co. ltd.). De mevrouw is ee-
nige dagen geleden agentes voor de
Glens geworden. De familie Pownall nu
behoort tot de chic van Banjoewangi,
doch heeft moeder Pownall een zeer
avontuurlijk leven achter de rug. Zij is
van afkomst eene Armenische, en
moet in haar jonge jaren een pracht
van een vrouw geweest zijn. Nu zijn
over het algemeen die Armeniërs niet
dom. Zo ook mej. Carrepiet, haar
naam als jong meisje. Zij had dan ook
acte als onderwijzeres. Nu woonde er
op Banjoewangi destijds een echtpaar
Reiziger, welke een paar dochtertjes
hadden. Hiervan werd goevernante
mej. Carrepiet. Meneer Reiziger zijn
vrouw was steeds ziek en juffrouw
Carrepiet was heel mooi, wat ook niet
aan de aandacht van den heer Reiziger
ontsnapte. Hoe of dat toen verder ging
weet ik niet, maar op een goeie dag
werd mej. Carrepiet gezegend met een
allerliefste baby, die later heel gemoe
delijk den heer Reiziger papa noemde.
Een paar jaar later herhaalde zich dat
zelfde gevalletje. Mevrouw Reiziger,
die tot dien tijd steeds sukkelende was
geweest, stierf en een week later trad
de heer Reiziger met mej. Carrepiet in
het huwelijk. Ze hadden toen 4 kinde
ren, nl. 2 kindertjes welke Reiziger
heetten en twee welke nu Carrepiet-
Reiziger heeten. Doch nu wil het geval
dat de heer Reiziger voor zaken naar
Holland moet, en draagt hij zijn vrind
Pownall op om een beetje op zijn
vrouw te passen. Hij paste goed op
haar en toen de heer Reiziger twee
jaar later uit Europa terug kwam vond
hij zijn familie vermeerderd met een
paar allerliefste jongetjes. Dit was ech
ter in het geheel niet naar den zin van
den heer Reiziger. Hij vroeg echtschei
ding aan, kreeg die en stierf spoedig
daarop. Juffrouw Carrepiet huwde di
rect na de scheiding de heer Pownall
en dat gaat nu al een jaartje of I 0
goed. De kindertjes, die tijdens de
heer Reiziger's afwezigheid werden ge
boren, hebben de prachtige achter
naam Carrepiet-Reiziger-Pownall. Ik
zeg maar, een mooie manier om ach
ter een mooie naam te komen. In het
vervolg neem ik voor alle lui met
groote namen mijn hoed af.
Om echter verder te gaan, deze juf
frouw Carrepiet dan, tegenwoordig
'moeder Pownall', is agentes geworden
van de Glens en behoort, God betere
het, onder de elite van Banjoewangi,
ja, zij is met de vrouw van de assistent
resident de leidster.
Doch nu mijn reisverhaal. Jl. zaterdag
liep ik met Stolk in den tuin en vertelde
hij mij dat hij naar B'gi moet om een
remise van I 2 mille te halen voor de
Glens. De weg zal wel lekker zijn, zegt
hij, zoo in de natte moesson. Nu, ik
wou deze beruchte weg ook wel eens
zien (ik was hem reeds dikwijls gegaan
doch steeds in de drooge tijd) vroeg
dus den baas verlof om mee te gaan.
Wij zondagmorgen op weg gewapend
met revolver en mes, zoowel voor de
tijgers als voor eventuele liefhebbers
van de I 2 mille die we boven moeten
brengen. Omdat de weg zoo slecht
was, wou de baas zijn paarden niet lee-
nen en moesten wij dus maar andere
paarden zien te krijgen. Op dien zon
dagmorgen dan zag men het trotsche
gezicht, twee Europeanen, ieder op
een mager pikelpaard (lastpaard) met
de beenen bijna op den grond, zoo
klein zijn die beesten, het bos in te
gaan. De baas had ons gezegd in B'gi
komende een visite te maken bij me
vrouw P., in zwart pak. We hadden
dus een trommel met kleeren bij ons.
Zes uur 's morgens vertrokken we
maar waren nog geen kwartier op weg
toen het paard met de trommel en al
om lei (vanwege de glibberigheid van
de weg, snapt u?). Wij er af, het beest
weer op de been geholpen en verder
natuurlijk. Nu hebt u geen begrip ervan
hoe vuil deze weg is op sommige plaat
sen. Daar zijn er modderpoelen waar
het paard tot aan de buik in de modder
gaat, zoo vuil. Ik had het genoegen
(twijfelachtig?) om met een dezer poe
len nader kennis te maken. Mijn paard
je stapt er dapper in doch daar het zoo