Ceremoniële zilveren dekseldoos. Banjarmasin
Ritzen ontvangen, zoals wij door het
grote venster kunnen zien. Even later
heeft het koninklijk gezelschap zijn plaats
in de zaal ingenomen en burgemeester
Peper begint als eerste zijn toespraak.
Hij is trots op de Kunsthal en zijn en
thousiasme voor deze verrijking van het
Rotterdamse culturele leven steekt hij
bepaald niet onder stoelen of banken.
Mevrouw Kroes, voorzitter van het
Stichtingsbestuur doet het wat zuiniger
aan, zij is tenslotte gewend om met
rijksgelden om te gaan. Er zijn nog wat
miljoenen tekort, maar door een scherp
exploitatiebeleid en sponsoring denkt zij
alles wel in het reine te kunnen brengen.
In dit verband laat zij de term tentoon
stellingsmachine vallen. Produktie, daar
komt het in Rotterdam op aan. Vandaar
dat op die dag, zo blijkt ineens, zes ten
toonstellingen tegelijk opengaan, waar
van Hofcultuur er één is.
De heer Fuad Hassan is de eerste die in
houdelijk ingaat op de tentoonstelling
Hofcultuur uit Indonesië. Gelukkig ver
geet hij niet mevrouw Jessup te noemen.
De laatste spreker is de heer Van Krim
pen, directeur a.i. van de Kunsthal. Hij
prijst zich overgelukkig met dit nieuwe
geesteskind van professor Rem Kool
haas en hoopt dat dit museum zonder
collecties regelmatig door de Neder
landse kunstmusea gevuld mag worden.
Een buitenkansje voor de buurman, mu
seum Boymans van Beuningen, dat al
zolang over ruimtegebrek klaagt.
Verder geen officiële openingshandeling.
Via een zijuitgang, die in een wand van
gegolfde kunststof om een verticale spil
opendraait, verlaat de koningin met
haar uitgebreide gevolg van eregasten,
de zaal naar de lager gelegen Hal I van
de Indonesische tentoonstelling. Wij
worden even later over de levensge
vaarlijke want overvolle, onbeveiligde
schuin oplopende hellingbaan naar bo
ven gedirigeerd, vanwaar via een lucht
brug de tocht naar het onbekende
begint. Het lijkt wel de doos van Pando
ra, die zich even later opent en zijn on
vermoede schatten in Hal 2 prijsgeeft in
een doolhof van galerijen en kabinetten.
Zonder gevoel voor richting volg je je
neus en dan ontdek je dat dit doolhof
een imaginair koninklijk paleis voorstelt,
waarin twaalf kunstmusea ieder één ver
trek met voorwerpen uit de eigen col
lectie heeft mogen inrichten. Vandaar
dus de aanwezigheid van al die museum
directeuren, die zich al verkneukelen in
de reacties van de bezoekers. Nou, zij
kunnen tevreden zijn. Ze hebben aange
toond, dat kostbare museumvoorwerpen
niet meer met alle egards behandeld
hoeven te worden, maar net zo goed
voor alternatief gebruik geschikt zijn. Ik
ga hier verder niet op in, want anders is
de lol er al vanaf voordat u zelf een kijk
je bent gaan nemen.
En dan eindelijk de Hofcultuur uit Indo
nesië. Helemaal weer terug, door het
auditorium en dan naar beneden, naar
Hal Ieen andere grote betonnen doos,
die achterin gelukkig een glazen wand
heeft met uitzicht op een parkachtige
omgeving. Alles is mooi opgesteld in de
gelijke moderne vitrines. Wel erg veel
bij elkaar. Een en ander in combinatie
met schotten zo gearrangeerd, dat men
zich in een pendopo moet wanen. Daar
voor moet u echter over de nodige fan
tasie beschikken. Zelfs een in een hoek
ingebouwde gamelan, die onder leiding
van ISTIKA wordt bespeeld, klinkt on
geïnspireerd. Waar is de ruimtelijke wer
king, de akoestiek, de rustgevende sfeer
en typische kleurencombinatie, die een
indruk van donkerrood achterlaat? Alles
is grauw-wit met accenten in groen, wat
op zichzelf heel goed voldoet. Maar wat
beslist uit de toon valt zijn vier of vijf
heus, dikke, gladde boomstammen, die
in de ruimte rondom tot het plafond rei
ken. Ze zijn volkomen misplaatst, ook al
verbergen ze in hun binnenste de elektri
sche bedrading. Gegeven de omstandig
heden zijn de inrichters er wonderwel in
geslaagd om er nog iets van te maken.
Over de voorwerpen zelf natuurlijk
niets dan lof. Al mist men de rode draad
van een cultureel/historisch perspectief,
dat hen alle bindt, toch zijn de voorwer
pen op zichzelf sterk genoeg om ieder
hun eigen verhaal te vertellen. De bena
ming hofkunst zou daarom veel beter op
zijn plaats zijn dan hofcultuur. Ondanks
de omgeving straalt de vorstelijke pracht
er vanaf. Zou burgemeester Peper ei
genlijk wel beseffen wat hij met deze
unieke tentoonstelling in huis heeft
gehaald?
Opvallend veel goud is er te zien. Een
ware schatkamer heeft zich hier geo
pend, die de toverdoos of de doos van
Pandora van daarnet in alle opzichten
overtreft. Bepaald emotioneel reageer
ik op de forse lelancangan, een ovale si-
rihschaal op dito voetstuk, helemaal van
gedreven goud en bezet met saffieren
en robijnen. Afkomstig uit het bezit van
Ide Anak Agung Gde Agung van Giany-
ar, die hier zelf als gast rondloopt. Wat
gaat er in zijn gedachten om bij het
weerzien van dit pronkjuweel, een pusa-
ka in bruikleen uit zijn eigen puri? Voor
mij straalt de schaal enorme kracht uit.
Hetzelfde gevoel bevangt mij bij een Ba-
lische kris uit Klungkung. Het gevest in
de gedaante van een gouden raksasa ge
tooid met forse Indonesische diamanten,
heeft een rond voetje, waarin grote ro
bijnen. De gouden schede versierd met
drijfwerk van plantenranken en een cen
trale Kalamonsterkop, alles kwistig
bestrooid met robijnen en andere
edelstenen. Ook hier weer de enorme
uitstraling, die mij treft. Hoe is zoiets
mogelijk vraag je je af als sterveling van
een ontwrichte 20e-eeuwse westerse
consumptiemaatschappij. Ook de Javaan
se krissen, strenger en ingetogener,
dwingen dezelfde bewondering af. Los
uit hun scheden tonen zij het minutieuze
incrustatiewerk van gouden naga's, die
als mythische slangen over het lemmet
kronkelen. Sommige krissen vallen op
door hun verfijnde ivoren grepen, gevat
in een bolrond voetje van twinkelende
intan-diamantjes, of door hun grillig ge
vormde pamor-patronen in het lemmet.
Allemaal pusaka's met hun eigen verbor
gen geschiedenis. Maar ook ander goud
blinkt je tegemoet. Gouden statiekronen
van Banten, Goa-Makassar, Bima-
Sumbawa; en danskronen voor de le-
gong en baris uit Bali. Gouden sirihstel-
len, bekers voor wijwater,
dekseldoosjes, allerlei soorten sieraden,
40