ERNST WILLEMS: "NOG ZOVEEL TE DOEN!" Ernst Willems (Batavia, 1924) is een drukke 65-plusser. Niet alleen is hij een opgewekt man wiens agenda vaak gevuld wordt door samenkomsten van ouderen, ook wisselt hij snel en onvermoeibaar van gespreks onderwerp en staat hij om de haverklap op van de eettafel om zijn verhaal kracht bij te zetten wanneer hij het over een gesprek met een ander heeft. Naar aanleiding van een brief die hij me schreef zocht ik hem op in zijn Tilburgse woning om te luisteren naar wat hem zoal beroerde. "Ik weet niet wat het is, maar waar ik ook kom, ik zie geen of weinig Indi sche ouderen. Indischen in het alge meen zie je weinig, als mensen op straat voor de televisie geïnterviewd worden, als iemand aan het woord komt, zie je Nederlanders, Surinamers, zelfs Turken, maar Indische mensen zie je nooit! Zijn Indische mensen niet geïnteresseerd in wat er om gaat in de maatschappij? We zitten toch in Nederland, dan moet je toch proberen er wat van te maken!? Je hebt ze, hoor, die zeggen: 'Pasar Malam, wat moet ik daarmee? Moesson, nog nooit van gehoord!', maar ook op een praat dag voor ouderen - en wij Indische ouderen zijn toch even goed ouderen - zie ik ze nooit. Interesseert het de mensen dan niet?" Ernst Willems is secretaris van de Pro testants Christelijke Ouderen Bond (PCOB), een vrijwilligersbaan waar voor hij werd gevraagd. "Niet dat ik dat zo graag wilde, want notuleren, daar heb ik geen verstand van, maar goed, ik wilde het wel proberen en ze hebben me uitgelegd hoe ik moest no tuleren." Hij denkt dat Indischen vaak bang zijn om hun gezicht te verliezen: omdat ze iets niet goed durven, haken ze af. "Maar dan denk ik: ach, kan mij wat schelen, lukt het niet dan niet. Ze we ten dat ze van mij niks hoeven te ver wachten; ik heb een paar jaar MULO Ernst Willems gehad. Later heb ik wel mijn boek- houddiploma's A en B gehaald, hier in Nederland allerlei cursussen gevolgd en ik heb me in zekere zin omhoog weten te werken door gewoon te proberen. Ik had een burgerfunctie bij de Land macht en kende alle Indische jongens, ook Indische officieren, maar voor mij telde het feit dat die persoon Indisch was. Als ik een bepaalde officier tegen kwam - ik ben zijn naam even kwijt - dan was het: hee, Willems! en dan groette ik terug: hee, hallo! maar dat vonden mijn (Nederlandse) superieuren maar niks, die zeiden: 'weet je wel dat dat een officier is? Die kun je niet zo groeten!'. Wat is het toch met Indische mensen? Is het iets van vroeger, is het oud zeer omdat we in Indië tussen de Hollanders en Indonesiërs in zaten? Sommigen zeg gen: 'ze (de Hollanders) hebben ons al tijd vertrapt'. Misschien doordat ik in mijn jeugd altijd met Hollandse vriend jes omging, kattekwaad uithaalde - zo als mangga's uit de boom halen - en door mijn Hollandse opvoeding, dat ik niet anders dan gewend ben om met Hollanders om te gaan, op mijn eigen manier weliswaar. Het vreemde is dat het van huis uit niet zo op prijs gesteld werd om met Chinezen of Indonesiërs om te gaan, terwijl nota bene mijn grootmoeder een Chinese is! Maar even zo goed als ik met Nederlanders omga, ga ik ook met de Indonesiërs om als ik daar ben. Je hebt Indischen die zeg maar hun afkomst verlooche nen, maar je bent toch even goed een deel van die wereld? Je hoeft je er toch niet voor te schamen?" Bij de Protestants Christelijke Stichting Bejaardenzorg Zonnehof in Tilburg is Ernst Willems vrijwilliger. Hij begeleidt mensen tijdens een uitstapje naar bij voorbeeld de Floriade en speelt piano op middagen. Sinds tweeënhalf jaar stelt dit bejaardencentrum wekelijks op woensdag een ruimte beschikbaar voor Indische 65-plussers (maar er zijn er ook die 'smokkelen') om bij elkaar te zijn; soms is er muziek, dan weer is er een praatkoempoelan of bingo. "Ook ben ik lid van de Werkgroep Ouderen in Gesprek, die gespreksoch- tenden met ouderen organiseert over relaties, contacten. Eerst bezocht ik de bijeenkomsten als toehoorder en op een gegeven moment vroegen ze me of ik gespreksleider wilde worden. Toen zei ik: dat wil ik wel, maar ik weet niet hoe dat moet. Nou, toen heb ik een cursus gedaan: ik heb ge leerd hoe ik moet luisteren naar men sen, het gesprek een beetje sturen, weten wanneer je een ander de gele genheid moet geven het woord te voe ren, wanneer iemand moet ophouden. In het begin viel het niet mee, want het zijn voornamelijk vrouwen met wie je praat en als man wordt je soms opeens geconfronteerd met zaken waar man nen niet zo over praten, maar goed, die gesprekken lopen nu wel. Het gekke is dat er weinig Indische ou deren op zo'n ochtend komen, zo'n gespreksochtend wordt aangekondigd in de regionale krant, maar onder onze mensen bestaat weinig animo. Een gespreksonderwerp als 'vertrouwen' gaat toch ook Indischen aan, in je om gang met anderen heb je daar toch mee te maken? Ik snap het niet." 9

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 9