POIKRIE'S PERIKELEN rt Grotendeels waar gebeurd "Krèmpeng, dove kwartel, kom hier, Asniet snel ik schop jou, rotjong Te erreg deze. Zulke dingen zeg je niet. Maar eigenlijk toch wel, want Henkie was écht krèmpeng en had ook flink last van chronische Oostindisch doofheid. Bovendien was hij nog langzamer dan een rijksambtenaar op maandagochtend. Ik weet dat omdat ik lang geleden zelf ambtenaar ben geweest, al was het dan niet zo'n goeie. Het doet eigenlijk weinig terzake, maar in zijn prille jeugdjaren had Henkie best een leuk kopje. Vooral als zijn natte, plat op de schedel gekam de haren door de zonnehitte droogge- stoofd waren en hij met een stekelkopje rondliep. Dat gaf een indruk van kwiek heid, vitaliteit. Net zoals je dat soms ziet bij atleten, die hun haar kort dragen omdat ze geen tijd hebben om er tijd aan te besteden. Daarom was het jam mer dat Henkie later, toen de aanblik van vrouwelijke rondingen hem nerveus begon te maken, net als de meeste van zijn leeftijdsgenoten zijn haar liet groeien en flink aan de slag ging met brillantine. Hele potten smeerde hij op zijn hoofd om de reusachtige haargolf boven zijn voorhoofd overeind te houden en het met veel spiegelwerk tegen zijn achter hoofd gedraaide kippekontje vast te plakken. Dat was natuurlijk in de tijd van de opgeslagen kragen en zo hoog moge lijk opgestroopte mouwen, toen alles wat niet zo rondliep of fietste voor half vol werd aangezien en door geen kip opgemerkt. Gemeen eigenlijk, want bij die halfvollen zaten best aardige jongens. Maar macho's hebben nou eenmaal de voorkeur, dat was zo, is zo en zal altijd zo blijven. Doe je ogen maar dicht en luister naar het gekrijs waarmee de Chippendales worden ontvangen, dan weet je genoeg. Die benadering was dus voor Henkie niet weggelegd, al zijn hoofdzakelijke- en andere kunstgrepen ten spijt. Hoogstwaarschijnlijk stoven de leden van het zwakke geslacht niet joe lend op hem af omdat hij van onder tot boven bekeken inderdaad niets impo sants te zien gaf. En misschien had zijn traagheid niet die zwoele, veelbelovende dreiging die veel jonge dames het hart in de keel pleegt te doen kloppen. Niet met dat 'begondok'-gevoel van opge kropte zenuwen, maar gewoon van 'vol verwachting klopt ons hart'. Hoe het ook zij, van Henkie viel echt niets te maken. Tot verdriet van Pa, die zich wild ergerde aan de slome duikelaar, maar zich eigenlijk al lang bij de droevige fei ten had neergelegd. Met Ma lag het finaal anders, die zag haar zoon als een Griekse God en bleef hem adoreren alsof haar leven er van afhing. Daarom ook durfde niemand hem thuis Krèmpeng te noemen, dat deden ze alleen maar buiten, en op school. Ma ging in haar bewondering zo ver, dat als Henkie zich 's middags na veel gezwoeg van de spiegel had los gerukt en opge doft naar de paradeplaats voor jongeren fietste, zij niet kon nalaten hem met van vertedering vochtige ogen na te kijken totdat hij de hoek om was. Vermoedelijk was dat ter verwerking van alle ellende die zij zelf in haar tiener jaren had meegemaakt, toen ze aardig wat opgevouwen zakdoekjes nodig had om voor vol te worden aangezien; wat later gelukkig niet meer hoefde. Of zag ze in de slungel een tweede James Stewart, van wie ze geen enkele film oversloeg en wiens foto's zij in een hartvormige krans boven haar bed tegen de muur had geplakt. Ma dus, bleef met moederlij ke hardnekkigheid tegen Henkie opkijken, als was hij de schoonste jongeling van de hele aardbol. Eigenlijk niet zo vreemd, want een moeder legt haar eigen maatstaven aan, die breng je ook nooit van haar stuk. Ze zal zich gegarandeerd geen bliksem aantrekken van de manier waarop manlief of welke andere dwarsligger dan ook tegen haar kind aankijkt en blijft loyaal, al is hij of zij de lelijkste van de klas. Mijn moeder behoorde vroeger ook tot dat leger van lelij kerdbeschermers. Toch moet een kind er rekening mee blijven houden dat zelfs moe ders incasserings- en uithou dingsvermogen niet onuitput telijk is. Het kan wel degelijk gebeuren, dat de grenzeloze bewondering als bij toverslag omslaat in een bijna a-moederlijke afkeer. Dat kan bijvoorbeeld wanneer het kind iets heeft uitgevreten dat Ma tot in het diepst van haar moederziel heeft gekrenkt. Op zo'n kritiek moment kan het mormel beter maken dat het wegkomt, want dan her kent Ma ineens de door het kind van Pa geërfde verderfelijke karaktereigen schappen en explodeert de boel. Wat ook in het geval Henkie niet kon uitblij ven, daar kon je gewoon op wachten. Hoe de aanloop was weet geen sterve ling meer, maar in ieder geval stak Henkie zelf de lont in het kruitvat toen hij na het toebrengen van die zielsdiepe verwonding op zijn dooie gemak aan zijn fiets bleef prutsen en niet reageerde op Ma's herhaalde geroep. Die vent deed gewoon of hij doof was. Pas bij de vijfde sommatie draaide hij zijn slome gezicht traag in Ma's richting, wierp haar van onder de luiken van zijn schelvisogen een onverschillige blik toe en hervatte zijn gepruts, zonder ook maar één woord over zijn lippen te laten komen. Ma werd toen zó kwaad, dat zij zichzelf vergat en met enorme stemverheffing woorden in de mond nam die zij zelfs tegen haar echtgenoot slechts in uiter ste noodzaak placht te bezigen. En daar om niet voor herhaling vatbaar zijn. Maar dat hoeft ook niet, want ze staan bovenaan in dit grotendeels waar gebeurde verhaal. Of Krèmpeng toen alsnog naar zijn moeder luisterde weet geen sterveling meer. Maakt verder ook niets uit. Interesseert toch niemand. 11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 11