EEN EREPLICHT
O
Dank. aan een ieder die mij ten afscheid schreef, dank, ook voor de vele
telefoontjes, bloemen, wenskaarten die wij mochten ontvangen. En dank
om in Moesson van 15 oktober jl. een foto te plaatsen van een deel van
mijn medewerkers onder de geconserveerde historische boom op het
Ereveld Ancol. Het was mij alsof ik daarmee te midden van de chaos, die
een verhuizing nu eenmaal altijd met zich meebrengt, een stukje 'thuis'
ontving. Daar immers, waar je twaalf jaar lang intensief hebt gewerkt,
waar je iedere steen, iedere plant, iedere graspol en je opzichters en jon
gens haarscherp kent, dat is een stukje van je harteen stukje van jezelf
geworden. En over al die stukjes, zeven in het totaalwil ik het graag nog
even hebben met u.
Zo pas noemde ik de vele telefoontjes,
brieven en kaarten die wij als welkom
mochten ontvangen. Daarin stond steeds
weer de vraag centraal: "hoe was het om
na zoveel jaren afscheid te nemen van
Indonesië?" Nu voert het hier absoluut
te ver om dit in alle bijzonderheden toe
te lichten. Ik wil mij dan ook bepalen tot
het hoofdthema in de ieder op zich zeer
persoonlijke en zonder meer heel hart
verwarmende afscheidstoespraken van
mijn verschillende opzichters. Unaniem
benadrukten zij namelijk het feit dat in
de afgelopen twaalf jaar hun Erevelden
stuk voor stuk zo enorm vooruit zijn
gegaan, zowel wat het uiterlijk en de
verscheidene renovaties betreft als de
werkomstandigheden voor het perso
neel. Zij beloofden mijn vrouw en mij en
dat meenden zij werkelijk heel oprecht,
om op dezelfde wijze voor de Erevelden
te blijven zorg dragen als ze nu door ons
aan hen overgedragen zijn. Niet alleen
beloofden zij dit omdat zij weten dat de
zorg om de velden ons uitermate ter
harte gaat en wij tezamen met al het
Indonesisch personeel keihard als één
groot team gewerkt hebben om tot een
perfect eindresultaat te komen, maar zij
beseffen terdege dat de volbrachte
arbeid naar Europese normen en maat
staven in stand gehouden moet worden,
ten behoeve van de nabestaanden/
bezoekers uit Nederland of elders. Dit
besef nu, zou ik hier graag ten aanzien
van de diverse lezers en lezeressen met
nadruk willen beklemtonen door een
beroep op hen te doen bij een toekom
stig (vakantie) verblijf in Indonesië, hoe
kórt ook, beslist niet te vergeten een
bezoek aan een Ereveld in Jakarta,
Bandung, Cimahi, Semarang of Surabaya
te brengen, ook als men daar geen fami
lie of vrienden heeft liggen. Een bezoek
aan Java is werkelijk absoluut niet com
pleet zonder een van onze zeven
Erevelden te hebben bezocht. Laat daar
dan voor een moment de sfeer op u
inwerken en sta een ogenblik stil bij ons
Nederlands en Indisch verleden, dat zich
voor uw ogen uitstrekt. Daar, waar
dagelijks met professionele steun van
een nog jonge consciëntieus Indone
sische technische dienstman, de zeven
opzichters/hulpopzichters met behulp
van het overige Ereveldpersoneel zich
inzetten om deze zeven stuks bijzondere
plekken grond, óns erfgoed, in een
onberispelijke staat te houden. Voor u,
maar bovenal omdat zij die hier begra
ven liggen, hier recht op hebben. Geef
blijk dat u al die inspanningen waardeert.
Dat hoeft bepaald niet met een fooi,
integendeel. Maar wél met een warme
blik als u daar bent, een handdruk of een
goedkeurend woord van dank in het
bezoekersboekje opgetekend. Kortom
uw interesse en uw bezoek aan een
Ereveld, dat geeft de stimulans om het
werk, dat ieder zo zorgvuldig is bijge
bracht en aangeleerd, naar behoren en
vooral met voldoening te verrichten. Uw
bezoeken zijn in het belang van het
bestaan van onze Erevelden. Uw kriti
sche aandacht is die van de Oorlogs
gravenstichting. Maak er daarom melding
van als er iets aan schort. Laat niet, nu
de eerste generatie van ons afscheid
neemt, de tweede generatie in een ere-
plicht afzwakken. Met die tweede gene
ratie bedoel ik zij de grootgebracht zijn
in het Indië van de jaren '30-'50. Zij, die
naast hun ontegenzeggelijk zonnige en
zorgeloze akars ook die van de vaak
ingrijpende ervaringen van de Japanse
internering en de turbulente tijd erna
met zich meedragen. Ervaringen die een
reden te meer zijn om ieder voor zich er
hard aan te werken ons gezamenlijk en
zeer speciale erfdeel op de juiste wijze
doelgericht door te geven aan de jonge
ren, de generatie van de toekomst. En
daarmee beslist niet te wachten tot wij
daarvoor te oud zijn of een en ander
naar het zo beruchte Indische vergeet
boek laten afglijden. Ik projecteer het
dan maar tegen het licht van onze her
denkingen in Jakarta.
Stond ik in het jaar 1981 nog maar met
een stuk of tien belangstellenden op het
Ereveld, nu zijn dat er op zijn minst 150
a 200. Wij hebben dat bewust zo weten
uit te bouwen en mogen ons verheugen
op de belangstelling van ouderen maar
vooral ook van de jongere generatie die
werkzaam is in Jakarta of daar buiten.
Met naast zich hun blondkoppige kinde
ren afgewisseld met hier en daar een
bruin donkerogig gezichtje, die allen
ongeacht de leeftijden met toewijding en
aandacht een enkele bloem in de handen
meedragen om die bloemenhulde even
later zorgvuldig neer te leggen bij het
graf van zo maar een kind, een vrouw,
een man, een monument...
En als dan in de Simultaankerk het
Wilhelmus uit volle borst wordt meege
zongen dan voelt oud en jong dat er op
die plaats en op dat moment voor altijd
een onverbrekelijke band is gelegd. Een
band die bewust van ouder naar kind
wordt doorgegeven.
Wat een kleine groep Nederlanders,
Indische Nederlanders, Warna Negara
en toeristen duizenden kilometers hier
vandaan op een Ereveld in het Indonesië
van nu keer op keer kan waarmaken dat
moet ons, de tweede generatie, woon
achtig in Nederland of elders, toch
bepaald ook gelukken. Daarvoor is
slechts nodig: een niet lang praten, geen
tachtig clubjes op groeperingen met
even zoveel bestuurtjes, maar gewoon
ieder voor zich zonder enige plichtple
gingen daadwerkelijk DOEN.
En daarmee wil ik maar kortweg zeggen
dat ieder van ons op de Erevelden in
Indonesië een ereplicht heeft te vervul
len en daar niet aan voorbij mag worden
gegaan. Het is aan ons om door te gaan
en doelgericht het besef van en om ons
bezit door te geven. Een blijvende kriti
sche aandacht van ons voor onze
Erevelden in Indonesië is absoluut nood
zakelijk. Mag ik als oud-directeur van de
OGS afdeling Indonesië op de inzet,
daadkracht en volle belangstelling van
mijn generatiegenoten én hun kinderen
voor onze Erevelden in Indonesië reke
nen, nu en in de toekomst?
ROLF SMAGGE.
21