DE TIJD GING VERDER
22
Toen mijn man overleed riep dit allerlei
tegenstrijdige gevoelens bij mij op. Het
gevoel van "being abandoned" in de
steek gelaten, blij voor hem, omdat de
kwaliteit van zijn leven voor hem al zo
lang niet meer aanvaardbaar was,
opluchting dat deze taak er voor mij op
zat, dat ik vanaf nu kon gaan en staan
waar ik wilde en.... wanneer ik dat wilde.
Nóg een gevoel drong zich aan mij op. Ik
kon nu eindelijk meer aan mijn "Indisch-
zijn" toekomen, alsof ik dat al die jaren
op de achtergrond heb moeten schuiven,
omdat de realiteit van dat ogenblik al
mijn aandacht en energie opeiste. Ik
paste me te snel en te klakkeloos aan.
Waarom? Er was weinig tijd om bij ande
re dingen stil te staan.
Ik kwam in een dorpje terecht waar ik
vanaf het eerste moment geaccepteerd
werd in mijn omgeving.
Ik kwam in een elite-wijk te wonen. Dat
besefte ik later pas. Wij hadden veel hui
zen bekeken en dit huis wilde ik meteen
hebben toen ik het van buiten zag, wit,
breed waardoor het iets moederlijks en
beschermends had voor mij. Het had
een erker, balkon, een kelder en een
tuin op het zuiden. Dit laatste zei me
niets (nu wel); bovendien waren er glas-
in-lood schuifdeuren, ingebouwde kasten
en openslaande tuindeuren. Dit alles
waren dingen waar ik wel eens over had
gelezen en die ik nu in werkelijkheid zag.
Maar ze zeiden mij toen niet zo veel.
Alleen dat het huis wit en breed was.
Gelukkig konden wij het betalen na de
gouden handdruk. Ik vertel dit alsof het
iets vanzelfsprekends was. Natuurlijk
begrijp ik dat dit niet het geval was, maar
het abrupte afscheid van Indonesië en
terecht komen in een schoonfamilie die
niet de minste moeite deed mij te begrij
pen gaven mij het gevoel dat ik gewoon
recht had op een mooi huis. Hoe onvol
wassen van mij om zo te denken.
Dat huis gaf mij een beetje aanzien, her
stelden een beetje mijn gevoel van eigen
waarde dat heel ver weggedrongen was.
Van iets/iemand zijn in het stadje waar ik
het laatst gewoond had in Indonesië
teruggeduwd worden tot achter de nul
lijn.
Dat huis wilde ik een Indisch sfeertje
geven, daar kon ik Indische gewoontes
behouden, zoals veel op blote voeten
lopen, op de grond zitten en natuurlijk
Indisch koken.
Het werd de burcht waarin ik mij terug
trok toen mijn man ernstig ziek werd en
gehandicapt bleef, daar was ik mezelf en
niet b.v. dat "arme zwarte vrouwtje die...
enz. enz.". Dat zwarte was goed
bedoeld, in dat kleine dorp kwam alle
post voor ons aan ook al stond het
adres er maar zeer onvolledig op. In dat
kleine dorp presteerde ik het om te ver
dwalen en de postbode die ik aanklamp
te zei: "O, bende gij dat zwette vrouwke
van dat witte huis?" En hij bracht me
keurig thuis.
Hij is inmiddels gepensioneerd, maar als
we elkaar op straat tegenkomen zwaaien
we naar elkaar en soms roept hij:
"Kunde 't feinde?" of zoiets. Sorry, ik kan
geen dialect schrijven, al kan ik het nu
vrij goed verstaan.
Gelukkig had mijn man meer dan tien
jaar in de tropen doorgebacht en
gewoontes, het eten enz. waren hem
niet onbekend. Toch had ik het gevoel
dat hij na zijn terugkomst in Europa
weer Europeser werd, plotseling irri
teerden hem mijn gewoontes ook om
blootsvoets in huis rond te lopen of op
sloffen. Het kind zorgde onbewust voor
een duidelijke balans tussen Oost en
West om te beginnen wat uiterlijk
betreft. Duidelijk een Indische jongen
met donkere ogen en donker haar, de
lichaamslengte van de Europese kant en
met - tot mijn blijdschap - krullend haar.
De schoonfamilie vond dat hij alleen
ogenschijnlijk op mij leek. Toen vroeg ik:
"Mag hij niet op mij lijken?" Toen viel er
een stilte.
De schuifdeuren deden goede diensten
als de kerstboom in de voorkamer werd
opgetuigd; bij verrassingen. In de diepe
achtertuin kon hij fietsen, skelteren.
Toen skateboarden in de mode kwam
deed hij dat op de stoep voor het huis,
dan kon pappa zijn kunsten zien. En de
mijne, want ik moest ook altijd even op
dat enge ding. Tenslotte kon ik er weer
af, want ik kon er nog steeds niets van.
Met Oud en Nieuw pakte ik mijn zoon
uit bed, wikkelde hem in een grote
deken met muts en sjaal en dan staken
de buurjongens sterretjes voor hem af.
Dan kwamen de buren ook altijd even
binnen om mijn man een gelukkig
Nieuwjaar te wensen. In het begin
bracht en haalde ik zoonlief zelf naar en
van school. Later namen buurmeisjes die
taak van mij over. 's Middags liep ik hem
vaak een eindje tegemoet en als ik door
omstandigheden niet thuis was, namen
de buren dat van mij over.
Zij volgden ons wel en wee, staken de
vlag voor mij uit toen ik (de eerste keer
meteen) voor mijn rijexamen slaagde. En
dat had ik nooit verwacht. Het had me
zoveel moeite gekost om rechts houden
goed in te prenten. Raar was dat.
De buurt veranderde een beetje. De
eersten gingen naar een bejaardenhuis.
Toen stierf mijn man. En ik wilde niets
liever dan dit huis met al zijn herinnerin
gen de rug toe keren, weg, weg. Niet
alleen weg uit dat huis, maar ook weg uit
dit dorp. Ik bekeek huizen in de dorpen
rondom. Maar ik vond niet wat ik zocht.
Gelukkig maar, zeg ik nu. Want de tijd
ging verder en ik begon dingen te zien en
te waarderen die ik daarvoor niet vol
doende op waarde had geschat.
De bakkersvrouw bijvoorbeeld, waarvan
ik de kinderen heb zien opgroeien. Mijn
zoon zat heel graag bij de jongste in de
box. Dan speelde hij grote broer. Wie
had kunnen denken dat ik dit kind jaren
later als leerling zou krijgen. De naar
verhouding weinige feestbestellingen die
ik deed werden keurig thuisbezorgd al
heb ik er nooit om gevraagd. Toen de
kinderen groter werden en de winkel
was uitgebreid, stond zij minder vaak in
de winkel. Maar als ze wist dat ik er was
stak ze haar hoofd om de hoek en vroeg:
"Hebt u even tijd?"
Vooral door mijn werk leerde ik veel
mensen kennen maar meer nog: veel
mensen kenden mijn gezicht. Geregeld
werd ik naar huis gebracht als een
bekende mij op straat zag lopen met
mijn boodschappen. "Hè juf, u gaat toch
niet lopen sjouwen". Ik legde dan uit dat
ik bewust te voet ging. Ik was nu niet
meer de anonieme, naamloze, die nie
mand in haar omgeving kende. Ik kende
nu een klusjesmannetje en een tuinman
netje en als je die hebt ben je dus pas
echt ingeburgerd zeg ik maar.
Zo vond ik langzaam de tussenoplossing:
weg uit dat huis naar een huis dat het
absoluut tegengestelde is van het oude,
namelijk heel modern, strak van lijn in
een nieuwe wijk aan de andere kant van
de grote weg. Dit dorp wordt door een
grote verkeersweg in tweeën gedeeld.
Toch is 't voor mij slechts een kwartier
tje lopen naar het "centrum", met geluk
kig nog een paar knusse winkeltjes, een
delicatessenzaak (in de wandel noten
winkel genoemd, vanwege een uitgebreid
assortiment noten in de etalage); een
paar zaken zijn verdwenen omdat er
geen opvolging was, zo noemen ze het
hier.
In mijn oude huis woont nu mijn babysit
die altijd had gezegd in zo'n huis te willen
wonen. Gelukkig hebben zij niet rigoreus
van alles weggebroken. Ik ben nog niet
zover dat ik er weer binnen ben
geweest, maar zij hielden mij van de ver
anderingen op de hoogte.
Zij zijn heel gelukkig met dat huis en ik
ook met het mijne.
MARIJCKE DE SWART