Ï£6 ze VOORLOPIG GOBP AAN PB PIB StAVENNONPBN!" V L "Vu C/s verteller van de verzonnen verhalen ziek. In die verzonnen verhalen staat de verteller centraal. Het is de verteller overkomen en de verteller gelooft er zelf in. Dat is de quintessens, onzinnige en verzonnen verhalen waarin de schrij ver zelf gelooft. Tijdens televisie-inter views zie je nog wel eens een verteller, een schrijver, waarvan dan bekend zou zijn dat hij 'goede boeken' schrijven kan, uiteen spatten in smerige stukjes leugens waarin die schrijver zelf gelooft en omdat hij er zelf in gelooft, hoort die man bij de dokter in de spreekkamer en niet in een televisiestudio. Het interview een pathologische leugen, wat dan te denken van de boeken van die schrijver. Toegegeven in het vóóroorlogse Indië werd er over en weer, let wel! over en weer gemept en nog wat ergers gedaan. De jonge Hollandse tuinemployé (zo heette dat in die vóóroorlogse tijd), die het nodig vond de tani die hem niet op tijd groette een lel met 'zijn' wandelstok te verkopen zal zoiets één keer doen, maar daarna nooit meer en wel om de volgende reden. Wanneer zo'n jonge tuinemployé na een dag of twee niet uit de thee- of koffietui nen was weergekeerd in zijn huis, dan werd de fabriek gewaarschuwd. Zijn directe chef en een enkele keer ging ook de hoogste baas, de administrateur, de tuinen in met de nodige aanhang van mede-zoekers om de vermiste op te sporen. Overal in de koffie- en theetui nen lagen gierputten, diepe kuilen, onge veer manshoog, vol rottend blad en modder. De ligging van die gierputten was bekend en daar werd meestal direct naar toe gelopen in twee of drie groe pen zoekers. Wanneer je op een gege ven ogenblik gegiechel en geroep van kinderen hoorde, dan wist je dat je op de juiste weg was. De kinderen gooiden takjes en kleine steentjes naar het hoofd van de wanhopige blanda, die tot aan zijn nek in zo'n gierput was ingegraven en dat was een kolossale grap voor de kinderen. Doden en gewonden heb ik er nooit bij meegemaakt. Wel een ontredderde, dagenlang huilende jonge vent, die het liefst zo snel mogelijk van de onderne ming weg wilde, dat meestal ook ge beurde. In een televisie-interview vertelt de schrijver van het Oost-Indisch kamp syndroom dat hij als jongetje in een dokar naar school werd gebracht en hij paard en wagen liet stoppen wanneer een passant, een autochtoon, niet tijdig de tjapil van het hoofd lichtte en deze Javaan(?) of Sumatraan(?) kreeg dan heel fielterig en koloniaal pats-pats-pats van het manneke om de oren. Wat is dit voor een verhaal? De onzin van een \v kind, een man later en nooit volwassen geworden, gewoon kletskoek dus. Of is het een pathologische leugen en dito het boek, de boeken van dezelfde schrijver. Zou het echt gebeurd zijn, dat jongetje had niet meer geleefd. Jammer toch, denk je dan, dat pathologische leugens zo herkenbaar zijn en een wens op grond daarvan niet vervuld kan worden, niet vervuld mag worden. Waarom eigenlijk niet? Pas op! Heeft de directie van MOESSON mij al eerder te verstaan gegeven, sla in je verhalen niet plotseling rechtsaf, maar ga alsjeblieft gewoon door. Dat doe ik ook en heel snel dan maar. De 'gekte' van de schrijver of van ieder ander kan een psychisch defect zijn, zoiets wordt dan wel een psycho- syndroom genoemd. Ligt er een licha melijk lijden aan ten grondslag dan spre ken medici van een somatopsychosyndroom. Maar u lezers kunt wellicht betere en duidelijker namen bedenken dan dat op Latijn lij kende brabbeltaaltje van de dokter. De symptomatologie werd al eerder genoemd, zoals de wanen en de halluci naties bij de 'grote' psychosyndromen zoals de schizofrenie of het manisch- depressief-syndroom of de debiliteits- psychose. Confabulatie, de praatjesma kerij, hoort of beter komt voor bij psychische defecten als gevolg van een lichamelijk lijden. Een hersentumor of de kwalijke gevolgen van alcohol op de her senen maakt de confabulator. Vaak is zo'n praatjesmaker een op hol geslagen macho. Fantastische verzonnen verhalen waarin de verteller als 'de held' centraal staat. Meestal is het gevolg van een alco hol abusis, een overmatig gebruik dus van al die alcoholische heerlijkheden, een z.g. amnestisch syndroom ook wel het Korsakow-syndroom genoemd naar degeen, die als eerste deze 'ziekte' her kende en beschreef. De dronkaard weet niet meer wie hij is, waar hij is en in welke tijd hij leeft. Om een aantal rede nen kan een deel van de hersenfunctie uitvallen. De consequentie van zo'n 'uit val' kan zijn, stoornissen in de motorie ke functie, verlammingen dus of sensibe le stoornissen waardoor mensen niet meer het voorwerp kunnen benoemen waar zij dagelijks mee omgaan zoals een kop of een mes of een vulpen. Karakterveranderingen kunnen optre den wat voor de directe omgeving een schokkende ervaring kan zijn. Inprentingsstoornissen treden op. Het geheugen biedt geen houvast meer voor de dingen en gebeurtenissen van nu, eerder en later. Tijd en plaats worden abstracte begrippen. Bij een zo goed als totale destructie van de intellectuele functies, spreekt de dokter over een syndroom van Alzheimer, in gesprekken van ons onder elkaar hebben wij het over dementie. De dementerende mens is de meest ontluisterde mens. De ver loederde persoonlijkheid. Een moeder van vijf kinderen die zij groot bracht in een drie-kamerwoning met een kleine kelder, waarin ook nog de boekbindapparatuur van haar man stond, was op haar zestigste veranderd in een slordige, stinkende, verwarde en agressieve vrouw. Onherkenbaar voor de omgeving. Zij weigerde verzorging. Liet zich niet wassen en kleden en at soms dagenlang helemaal niets. In over leg met haar kinderen - haar echtgenoot wilde niet mee beslissen - heb ik haar laten opnemen. Er waren drie potige broeders nodig om haar in een dwangla- 25

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 25