en k GewHWNQgooM 36 move en veuve Ventje en Nootje hadden vakantie. Ze zaten voor op het tuinmuurtje van Nootjes huis. "Lekker die gedondong in de boom van meneer Freeks", merkte Ventje op. "Hu hu", beaamde Nootje. "Ajoh jatten?" stelde Ventje voor. "Gedoemd tot mislukking", voorspelde Nootje. "Waarom?" "Je denk ister niemand, maar ondertus sen mevrouw ze zit in de voorgalerij te loeren. Meneer zit te werken in zijn kan toortje opzij van het huis, hij is notaris", legde Nootje uit. "We kattepullen van achter hun tuin muur, dan ziet ze ons niet." Het bewuste huis met gedondongboom stond schuin tegenover het huis van Nootje. De boom stond in de tuin een meter van het muurtje dat aan de straat grensde. "Te gevaarlijk, de stenen vliegen alle kanten op tot botjor de daken", wist Nootje uit ervaring. "Dan vragen we gewoon toch, nee heb je en ja kun je krijgen." "Dan krijg je nee. Hij heet Freeks, maar eigenlijk moet hij vrek heten. Gierih die vent." "Kom mee", zei Ventje, "we lopen even d'r langs". "Okee", en Nootje sprong hem na van de muur. Voor het huis aangekomen stopten ze en bewonderden de boom die zoveel vrucht droeg dat de takken haast bezweken onder het gewicht. Het was tien uur in de morgen. De notaris kwam zijn kantoortje uit zoals hij iedere dag deed om zich even te verpo zen tijdens z'n werk. Dan wandelde hij z'n tuin door en bekeek de planten langs het gazon, waar ook de bewuste boom stond. Bij de boom aangekomen werd hij door de jongens beleefd gegroet. "Dag meneer, een mooie gedondong boom heeft u", merkte Ventje op. "Dag jongens, dit is zeker een mooie boom." "Mogen we een paar plukken meneer?" vroeg Nootje tegen beter weten in. "Nee jongens, dat gaat niet deze vruch ten hebben we nodig voor moes", en hij keerde zich om en wou wegwandelen. "Een paar maar meneer", bedelde Ventje. Freeks draaide zich om en antwoordde nors: "Als ik jullie wat geef kan ik wel aan de gang blijven, vandaag of morgen moet ik de hele stad van gedondongs voorzien." Hij liep weg en verdween in zijn kantoortje. "Ik zei je toch, gierih", zei Nootje en de jongens liepen weer terug naar het huis van Nootje. "Moes, hij maakt moes van gedondong, wat is dat eigenlijk", vroeg Ventje zich af. "Een soort pap, maar dan niet van havermout maar van gedondong, net als appelmoes, ken je eten met kentang", legde Nootje hem uit. "Als zo, dan zijn dat grote vreters", stel de Ventje vast, "want hoeveel emmers kan je daar niet van maken." "Wach maar, als hij vandaag of morgen een kouwe neus gaat halen hak ik die boom om", beloofde Nootje wraak gierig. "Wij geen gedondong, hij ook niet!" De heer Freeks verdween wel eens voor een paar dagen de bergen in, dat noemde hij dan een kouwe neus halen. Toen het op een dag zo ver was, waar schuwde Nootje zijn kompaan met de woorden: "Hij is een kouwe neus halen, Operatie Omhakken!" "Ja, maar hoe wil je dat doen?" vroeg Ventje zich af. "De kebon is er ook nog en die zal het toch niet toelaten." "We laten hem gewoon een brief zien en we zeggen dat de toean besar gevraagd heeft of wij de boom willen omhakken omdat de andere planten teveel schaduw krijgen en dat de toean besar een kleinere boom meeneemt uit de bergen." "Ja maar wat voor brief wil je hem laten zien?" "Kan niks schelen, ik pak gewoon een ouwe enveloppe, ik schrijf wat op papier en dat stop ik er in. Die vent kan toch niet lezen." Zo gezegd zo gedaan. Gewapend met een bijl en een eind touw liepen ze het erf op van de heer Freeks. En het gebeurde zoals ze verwacht hadden. Ze lieten de brief zien en de kebon ver dween weer in de voorgalerij waar hij uitgestrekt op de koele vloer van zijn rust ging genieten. Dat kon makkelijk nu de toean weg was, en het liep al tegen elf uur dus behoorlijk warm. En waarom die boom daar weg moest, dat zou hem worst wezen. Die blanda's hadden wel meer van die rare ideeën. Terwijl de jongens de boom obser veerden kwam meneer Amanski langs, bleef staan en vroeg toen: "Wat is er jongens? Wat staan jullie daar diepzinnig naar die boom te kijken?" "Hij moet omgehakt worden meneer", legde Nootje uit. "Aha, vandaar die bijl en dat touw. Een boom omhakken is geen sinecure, want als hij de verkeerde kant op valt is het maleur." "Ja meneer", gaf Nootje toe, "dat is zeker niet eenvoudig." "Heeft u dat weieens gedaan?" "Of ik dat wel eens gedaan heb? Ha ha, dan had je in mijn tijd in Atjeh moeten zijn! Als je een kali over moest en er was geen brug, nou dan bouwde je er een. En de bomen die je dan nodig had hakte je zelf. Of ik weieens bomen gehakt heb, wat een mop!" "Hoe zou u dit aanpakken?" vroeg Ventje schijnheilig. "Kijk, dat doe je zo." Hij stapte kordaat het erf op maar vroeg dan aarzelend: "Waar is de notaris?" "Die is een kouwe neus halen en hij heeft ons per brief gevraagd of wij dit willen doen omdat wij toch vakantie hebben en niks te doen hebben. Want die boom geeft te veel schaduw en hij neemt een kleinere mee terug", legde Nootje uit. "O, ja, ja, die notaris neemt het er maar van. Dat kunnen wij kleine lui niet zo maar even. Maar goed, nu de boom." En zo legde hij verder uit waar je het touw moest bevestigen om de boom een bepaalde kant uit te laten vallen en waar je beginnen moest met kappen. De jon gens waren zeer leergierig en ze wilden ook alles weten van toen in Atjeh en zo. In zijn enthousiasme ging hij zover dat hij zelf de bijl ter hand nam. De kebon - gewekt door het hakken - keek op, zag de toean koemis (snor), want die had Amanski, en ging weer gerust liggen want als er een toean bij was dan zat het zeker goed. De boom viel prachtig op het gazon zonder een plant te vernielen. Tevreden keek meneer Amanski naar wat hij gepresteerd had. "Zo jongens, dat is gepiept." "Zegt u dat wel meneer", beaamde Nootje. "Ik geloof dat wij dat nooit zo hadden kunnen doen", prees Ventje hem. "Nou jongens, hij ligt nu en de rest kun nen jullie zelf wel is het niet?" cs>

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 36