en k GewHWNQgooM
36
move en veuve
Ventje en Nootje hadden vakantie. Ze
zaten voor op het tuinmuurtje van
Nootjes huis.
"Lekker die gedondong in de boom van
meneer Freeks", merkte Ventje op.
"Hu hu", beaamde Nootje.
"Ajoh jatten?" stelde Ventje voor.
"Gedoemd tot mislukking", voorspelde
Nootje.
"Waarom?"
"Je denk ister niemand, maar ondertus
sen mevrouw ze zit in de voorgalerij te
loeren. Meneer zit te werken in zijn kan
toortje opzij van het huis, hij is notaris",
legde Nootje uit.
"We kattepullen van achter hun tuin
muur, dan ziet ze ons niet."
Het bewuste huis met gedondongboom
stond schuin tegenover het huis van
Nootje. De boom stond in de tuin een
meter van het muurtje dat aan de straat
grensde.
"Te gevaarlijk, de stenen vliegen alle
kanten op tot botjor de daken", wist
Nootje uit ervaring.
"Dan vragen we gewoon toch, nee heb
je en ja kun je krijgen."
"Dan krijg je nee. Hij heet Freeks, maar
eigenlijk moet hij vrek heten. Gierih die
vent."
"Kom mee", zei Ventje, "we lopen even
d'r langs".
"Okee", en Nootje sprong hem na van
de muur.
Voor het huis aangekomen stopten ze
en bewonderden de boom die zoveel
vrucht droeg dat de takken haast
bezweken onder het gewicht.
Het was tien uur in de morgen. De
notaris kwam zijn kantoortje uit zoals hij
iedere dag deed om zich even te verpo
zen tijdens z'n werk. Dan wandelde hij
z'n tuin door en bekeek de planten langs
het gazon, waar ook de bewuste boom
stond. Bij de boom aangekomen werd
hij door de jongens beleefd gegroet.
"Dag meneer, een mooie gedondong
boom heeft u", merkte Ventje op.
"Dag jongens, dit is zeker een mooie
boom."
"Mogen we een paar plukken meneer?"
vroeg Nootje tegen beter weten in.
"Nee jongens, dat gaat niet deze vruch
ten hebben we nodig voor moes", en hij
keerde zich om en wou wegwandelen.
"Een paar maar meneer", bedelde
Ventje.
Freeks draaide zich om en antwoordde
nors: "Als ik jullie wat geef kan ik wel
aan de gang blijven, vandaag of morgen
moet ik de hele stad van gedondongs
voorzien." Hij liep weg en verdween in
zijn kantoortje.
"Ik zei je toch, gierih", zei Nootje en de
jongens liepen weer terug naar het huis
van Nootje.
"Moes, hij maakt moes van gedondong,
wat is dat eigenlijk", vroeg Ventje zich af.
"Een soort pap, maar dan niet van
havermout maar van gedondong, net als
appelmoes, ken je eten met kentang",
legde Nootje hem uit.
"Als zo, dan zijn dat grote vreters", stel
de Ventje vast, "want hoeveel emmers
kan je daar niet van maken."
"Wach maar, als hij vandaag of morgen
een kouwe neus gaat halen hak ik die
boom om", beloofde Nootje wraak
gierig. "Wij geen gedondong, hij ook
niet!"
De heer Freeks verdween wel eens
voor een paar dagen de bergen in, dat
noemde hij dan een kouwe neus halen.
Toen het op een dag zo ver was, waar
schuwde Nootje zijn kompaan met de
woorden: "Hij is een kouwe neus halen,
Operatie Omhakken!"
"Ja, maar hoe wil je dat doen?" vroeg
Ventje zich af. "De kebon is er ook nog
en die zal het toch niet toelaten."
"We laten hem gewoon een brief zien
en we zeggen dat de toean besar
gevraagd heeft of wij de boom willen
omhakken omdat de andere planten
teveel schaduw krijgen en dat de toean
besar een kleinere boom meeneemt uit
de bergen."
"Ja maar wat voor brief wil je hem laten
zien?"
"Kan niks schelen, ik pak gewoon een
ouwe enveloppe, ik schrijf wat op papier
en dat stop ik er in. Die vent kan toch
niet lezen."
Zo gezegd zo gedaan. Gewapend met
een bijl en een eind touw liepen ze het
erf op van de heer Freeks. En het
gebeurde zoals ze verwacht hadden. Ze
lieten de brief zien en de kebon ver
dween weer in de voorgalerij waar hij
uitgestrekt op de koele vloer van zijn
rust ging genieten. Dat kon makkelijk nu
de toean weg was, en het liep al tegen
elf uur dus behoorlijk warm. En waarom
die boom daar weg moest, dat zou hem
worst wezen. Die blanda's hadden wel
meer van die rare ideeën.
Terwijl de jongens de boom obser
veerden kwam meneer Amanski langs,
bleef staan en vroeg toen: "Wat is er
jongens? Wat staan jullie daar diepzinnig
naar die boom te kijken?"
"Hij moet omgehakt worden meneer",
legde Nootje uit.
"Aha, vandaar die bijl en dat touw. Een
boom omhakken is geen sinecure, want
als hij de verkeerde kant op valt is het
maleur."
"Ja meneer", gaf Nootje toe, "dat is
zeker niet eenvoudig."
"Heeft u dat weieens gedaan?"
"Of ik dat wel eens gedaan heb? Ha ha,
dan had je in mijn tijd in Atjeh moeten
zijn! Als je een kali over moest en er
was geen brug, nou dan bouwde je er
een. En de bomen die je dan nodig had
hakte je zelf. Of ik weieens bomen
gehakt heb, wat een mop!"
"Hoe zou u dit aanpakken?" vroeg
Ventje schijnheilig.
"Kijk, dat doe je zo." Hij stapte kordaat
het erf op maar vroeg dan aarzelend:
"Waar is de notaris?"
"Die is een kouwe neus halen en hij
heeft ons per brief gevraagd of wij dit
willen doen omdat wij toch vakantie
hebben en niks te doen hebben. Want
die boom geeft te veel schaduw en hij
neemt een kleinere mee terug", legde
Nootje uit.
"O, ja, ja, die notaris neemt het er maar
van. Dat kunnen wij kleine lui niet zo
maar even. Maar goed, nu de boom." En
zo legde hij verder uit waar je het touw
moest bevestigen om de boom een
bepaalde kant uit te laten vallen en waar
je beginnen moest met kappen. De jon
gens waren zeer leergierig en ze wilden
ook alles weten van toen in Atjeh en zo.
In zijn enthousiasme ging hij zover dat
hij zelf de bijl ter hand nam. De kebon -
gewekt door het hakken - keek op, zag
de toean koemis (snor), want die had
Amanski, en ging weer gerust liggen
want als er een toean bij was dan zat het
zeker goed.
De boom viel prachtig op het gazon
zonder een plant te vernielen.
Tevreden keek meneer Amanski naar
wat hij gepresteerd had.
"Zo jongens, dat is gepiept."
"Zegt u dat wel meneer", beaamde
Nootje.
"Ik geloof dat wij dat nooit zo hadden
kunnen doen", prees Ventje hem.
"Nou jongens, hij ligt nu en de rest kun
nen jullie zelf wel is het niet?"
cs>