1607
Met Ternate wordt een contract gesloten voor een monopo
lie in de specerijenhandel evenals met Tidore, waar de
Portugezen worden verjaagd. Op beide eilanden worden ver
sterkingen gelegd. Weldra echter maken de Spanjaarden vanuit
de Filipijnen zich van Ternate en Tidore meester. In 1663 ont
ruimen zij deze eilanden definitief.
1609
De V.O.C. vestigt zich op Neira (Banda-eilanden).
Het monopolie van de handel in kruidnagelen en muskaatno
ten werd gehandhaafd door periodieke uitroeiing van de over
tollige bomen, de zogenaamde Hongi-tochten. Dit leidde her
haalde malen tot opstanden.
1610
Vestiging van een loge in Jacatra (Jayakarta). Ook in Japara ves
tigt de Compagnie zich.
1609-1613
Pieter Both de eerste Gouverneur-Generaal. Omdat de
V.O.C. verspreid in de archipel factorijen heeft, is er behoefte
aan een centraal bestuur. De G.-G. wordt in het bestuur bijge
staan door de Raad van Indië. Both verplaatst in 1613de cen
trale boekhouding van de V.O.C. van de Molukken naar
Banten, waar de Compagnie vanaf het begin een loge had.
1619-1623
Jan Pieterszoon Coen G.-G., grondlegger van het Nederlandse
koloniale rijk in de archipel. Versterkt de factorij in Jacatra,
waarheen in 1618 de hoofdzetel werd verplaatst en die in
1619 een drievoudig beleg door Engelsen, Bantammers en
Jacatranen doorstaat. Coen haalt hulp in de Molukken en ver
overt op 30 mei 1619 Jacatra.
Oud-Batavia en haar bewoners
Naast de puinhopen van Jacatra verrijst een nieuwe
stad, Batavia genaamd. Ten zuiden van 'het Kasteel',
het middelpunt van de handel en zetel van de regering
wordt een stad aangelegd met een Hollands aanzien:
grachten, wallen, ophaalbruggen, poorten. Het oude
stadhuis (thans museum) en de Portugese Buitenkerk
in het huidige Jakarta herinneren aan deze tijd.
De bevolking van oud-Batavia was van een bonte ver
scheidenheid. Naast verschillende groepen van
inheemse herkomst (Bandanezen, Baliërs, Boeginezen
die in aparte kampongs wonen) waren er de Europese
Compagniesdienaren en hun gezinnen, de Mardijkers
en de Mestiezen. Daarnaast woonde in Batavia nog
een kleine groep Portugezen, die na de verovering van
Malakka door de Hollanders daarheen was overge
bracht.
De Mardijkers (afgeleid van 'mardika' 'vrij' in het
Sanskriet) waren vrijgelaten slaven afkomstig uit de
Portugese koloniën, die door de V.O.C. waren veroverd. Zij
hadden Portugese namen (na overgang tot het Protestantisme
namen sommigen Hollandse namen aan) en spraken
Portugees, dat zich tot het begin van de 19e eeuw handhaafde.
Daardoor zijn veel aan het Portugees ontleende woorden in
het Maleis opgenomen. Een andere erfenis van de Mardijkers
is de krontjong, waarvan hun nederzetting Tugu bij Tanjung
Priok de bakermat is. Sociaal en cultureel waren de Mardijkers
sterk verbonden met de Mestiezen (later Indo-Europeanen
genoemd), afstammelingen van Europeanen en inheemse vrou
wen. Dit verklaart de herkomst van Indische familienamen als
Perreira, De Rosario, De Fretes, Da Graca, Monteiro, De
Costa en Rodrigo.
Als afzonderlijke groep verdwenen de Mardijkers aan het eind
van de 18e eeuw. Sommigen kwamen tot aanzien en welstand,
o.a. de befaamde Augustijn Michiels, bijgenaamd 'majoor
Jantje', die de grootste landheer van Batavia was. Vele dienden
als militair bij de Compagnie. In Batavia vormden zij een eigen
corps van de schutterij.
1621
Een opstand op Lontor (één van de Banda-eilanden) wordt op
hardhandige wijze onderdrukt. Op de Banda-eilanden ont
stond een groep Indische Nederlanders met een geheel eigen
aard, de perkeniers. In 1621 werden de gronden op Banda
verdeeld in 'perken' en 'thuynen'. die werden uitgegeven aan
gewezen Compagniesdienaren en vrijburgers. Voorwaarde
was, dat de muskaatnoten alleen aan de Compagnie tegen een
vastgestelde prijs geleverd mochten worden. Bekende perke-
niersfamilies zijn: Van den Broeke (een Van den Broeke heeft
zich tot op de heden als enige perkenier op Banda kunnen
handhaven), Lans, Herrebrugh, Delmaar, Hoeke, De Hertog
van Banda, Versteegh, Camerling, Schilling en Rijkschroef.
1628-1629
Batavia doorstaat twee belegeringen door de Mataramse
legers van Sunan Ageng. J.P. Coen sterft tijdens het tweede
beleg.
1623-1627
De Carpentier G.-G. Hij doet veel voor de organisatie van
Batavia.
Een Commandeur van een retourvloot geschilderd door
Albert Cuyp
31