door J.A. Stolk, huisarts Veranderingen Nu is alles anders. Wij leven anders. Wij zijn andere mensen. Wat in deze tijd in luttele weken kan veranderen daar deden we, nog geen generatie terug, vele en vele jaren over. De 'high tech' in onze maatschappij ver andert niet alleen onze leefwijze vanaf de keuken en de slaapkamer en de auto- en vliegreizen naar heel verre landen, de wereld is klein geworden in onze dagen, maar ook alle vormen van ons werk, van de timmerman en bouwvakker tot de superspecialist in het ziekenhuis en atoomgeleerden en astronauten toe, worden erdoor aangeraakt. Aan het begin van mijn professionele loopbaan waren de problemen bijna knus en gezellig te noemen in vergelij king met de toestanden in deze tijd. De oplossing van het dilemma werd gevon den door mensen, vrienden, familieleden onder elkaar en met elkaar. Kille regel geving moest nog uitgevonden worden en zo deze al bestond, waren die er om vooral de zaken niet volgens die regels op te lossen, maar werd gezocht naar een menselijke oplossing voor een men selijk probleem. Het lijkt nu allemaal te gewoon, banaal bijna. Dorpsroddel en de veroorzaakte ruzie daardoor kon na enige tijd worden weggesust en wegge- praat en er was geen weg toen naar het advocatencollectief maar naar de bruine kroeg, waar op de goede afloop werd geklonken en weer gelachen. Badinerend worden die verhalen en gebeurtenissen van toen, door een jon gere generatie nu, de heroïsche verhalen genoemd. Ik zal u er een paar van ver tellen. Tijdens het lopen van mijn huisbezoeken ben ik een keer op een spekglad trottoir gevallen. Het gebeurde op een paar pas sen afstand van het huis waar ik zijn moest. Ineens lag ik onderuit, pats! en au! Met behulp van een paar omstanders kwam ik snel weer op de been en bij de mensen waar ik zijn moest, had ik even de tijd om tot mijzelf te komen. Mijn lin kerpols deed flink pijn en ik vond dat de hand maar een merkwaardige stand ten opzichte van de onderarm had. Het zal mij niet overkomen dat ik nu met een gebroken pols zit, dacht ik. Helaas was dat wel zo, wat bevestigd werd op de eerste hulp van het ziekenhuis, waar ik naar toe was gereden. Een pols, hand en onderarm in het gips en dat alles in een mitella. De praktijk kon wel doorgaan. Oren, ogen en een rechterhand zijn vol doende daarvoor, maar om een beval ling te doen, dat is een ander verhaal. Voor de bevalling van één van mijn patiënten, die ik elk ogenblik verwacht te, belde ik een collega en vroeg hem die bevalling voor mij te doen, hetgeen hij zonder meer accepteerde. Twee nachten later ging de telefoon en ja hoor, de baby was er bijna en of ik maar wilde komen. "Uw collega hebben we gebeld, maar die geeft niet thuis", klonk het wat boos aan de andere kant van de lijn. Een boze en nerveuze aanstaande pa. Nu hebben wij een probleem en een dilemma, bedacht ik. Ziekenhuis, ziekenauto bellen en alles uitleggen, dat duurt te lang. Ik heb die bevalling gedaan met één arm in het gips en het ging nog goed ook waarachtig! De kraamzuster, die assisteerde keek wat zuinigjes, maar onthield zich van commentaar. Toen de jonge boreling in de armen van zijn moeder lag, was dat allemaal niets bijzonders. Een makkelijke bevalling. Daarna veel gelachen en een glas met de familie geheven. Midden in de nacht kwamen ook nog de grootou ders van beide kanten en die brachten wat te eten mee. "Oh ja", zei de jonge ma tegen haar moeder, "twee dagen geleden heeft de dokter zijn pols gebro ken." Een probleem opgelost en de juis te beslissing genomen, bijna het vol maakte geluk dat zal ik u zeggen. Dilemma's en problemen zijn in een huisartsenpraktijk bijna dagelijks werk en elke huisarts kan daarover kleurrijke, spannende en ook absurde verhalen ver tellen. Dilemma's juist en snel oplossen, dat moet met wat geluk gebeuren, maar het is niet zo dat pech je een onjuiste beslissing laat nemen. Het is en blijft een kwestie van vakkennis, inzicht en tot handelen bereid zijn, dat is de realiteit, geluk daarbij helpt zeker een handje. Ik vertelde over deze gebeurtenis aan de collega's met wie ik in een waarnemings- groep zat, de details spannend en smeuïg en wat opgepoetst. Ze konden het verhaal wel waarderen. Een halve generatie later keken de jonge doktoren bij mijn verhaal wat verveeld en ik wist dat ze dachten, "zoiets kan niet, zoiets doe je niet". Inderdaad, een heroïsch verhaal, niet meer van deze tijd. Op het Nederlandse televisienet en dito op het Belgische werd enige tijd geleden een Nederlands-Canadese filmserie uit gezonden over 'Trees en haar Canadees'. Kinderen uit zo'n verhouding gingen in de jaren zestig en zeventig op zoek naar hun Canadese vader. In vele gevallen bittere teleurstelling in een aan tal gevallen zeer gelukkige mensen. De ouders van de ongehuwde moeders vaak heel jonge vrouwen en de kerk waartoe zij behoorden, beslisten. Het kind werd voor adoptie afgestaan en werd na de bevalling direct weggehaald. De jonge moeder mocht het kind niet zien. In het Roomse- en Gereformeerde denken over zo'n 'buitenechtelijk kind' zat niet alleen iets tirannieks en wreeds maar was ook van een kwaadaardige betweterigheid. Tot in de beginjaren zestig, werd dit nog steeds gedaan, zon der inspraak van de kraamvrouw, in een katholiek ziekenhuis, waar ik een klein jaar op de afdeling gynaecologie en ver loskunde heb gewerkt. Op de derde verdieping van het paviljoen waar die afdeling was gevestigd, waren een aantal kamers ingericht als tijdelijke verblijf plaats voor de jonge ongehuwde moe ders. Was het zover dan werden ze naar beneden gebracht, kregen het kind en gingen subito weer naar boven. De bevalling werd altijd gedaan door de oudste assistent of de Chef de Clinique. Op een zondagnacht werd ik gewekt voor een bevalling tijdens een weekend wacht. "Zij is er zo een", zei de hoofdzuster van de afdeling, die groot en pontificaal, kap en wit habijt, zeer nadrukkelijk aan wezig was. "Dokter Claassen heeft een spoedoperatie en kan niet weg uit de O.K." Dokter Claassen was de oudste assistent. Een jonge vroedvrouw in opleiding zou mij bij de bevalling assisteren. Ik miste wat instrumentarium in de verloskamer en stuurde de leerling naar de afdeling om die zaken te halen. Ik zat op de rand van het verlosbed en wij keken elkaar aan, de aanstaande jonge mamma en ik. Een lief gezicht, hel dere blauwe ogen en lang donkerblond haar. Waarom, zo vraag ik het mij tot op de dag van vandaag af, hebben men sen het snel door dat ik de vlees gewor den toegeeflijkheid ben en niemand ooit 35

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 35