"Kan niet, mijn tong al op mijn poeser", bekende de atleet. "Kijk nou maar, dan krijg je weer kracht." Nootje keek om en zag dat hij langzaam ingelopen werd door een kolonne kerk- gangsters bestaande uit nonnen, meisjes en nonnen. In deze volgorde liepen ze twee aan twee met de meisjes, die in het klooster-internaat zaten, als midden moot hen zodoende beschermend tegen het kwaad van buiten af. Maar ook om elke escapade van binnenuit ogenblikke lijk de kop in te kunnen drukken. Nootje die een ontmoeting met deze meisjes nooit uit de weg was gegaan, ja het er zelfs op aanstuurde door zo nu en dan tijdens de pauze poera poera iets aan zijn fiets te krijgen voor dat inter naat, wou het nu kost wat kost vermij den. "Ventje, wat moet ik doen! Als Euro peaan in kattok tegenover die meisjes, ik schaam me rot zeg! Jij als trainer had toch moeten weten dat het zondag is en de tijd moeten aanpa'ssen." "Natuurlijk weet ik dat het zondag is, maar ik was die hele kerkdienst verge ten." Nootje kreeg een idee. "Ik weet al wat ik moet doen, ik ga achter die boom staan." En de daad bij het woord voe gend schoof hij tussen boom en tuin muurtje van de tuin van het huis waar de boom voor stond. Het was een assamboom met een stamdoorsnede van wel anderhalve meter. Hij trachtte de boom tussen zichzelf en de kolonne in te houden door tegengesteld aan de looprichting van die kolonne mee te draaien. Achter zo'n boom kon men zich makkelijk onzichtbaar maken voor één persoon, maar voor een kolonne van een meter of dertig lang was dit niet haalbaar. Zodra het midden van de kolonne op dezelfde hoogte van de boom was, kon men er van zowel de voor- als van de achterkant, vanuit de kolonne, achter kijken. Wat dan ook gedaan werd door de meisjes. Er wer den opmerkingen gefluisterd en er werd gegniffeld. Nootje, die de kans om gezien te worden zo klein mogelijk wou maken, trachtte zich toen tegen de stam aan te drukken. Hij trachtte het, zo ver kwam hij namelijk niet. Een tokkèh, die op weg was naar zijn onderkomen ergens boven in de boom, vreesde ver pletterd te worden tussen boom en buik en trachtte dit te voorkomen door een stevige beet in die buik. Ventje die van zijn fiets was gestapt en aan een schoen zat te morrelen, hoorde een schreeuw en toen "adoeh adoeh!" roepen. Nootje kwam gebukt tandak- kend achter de boom vandaan en maak te bewegingen alsof hij iets met de rug van zijn hand weg wou slaan van zijn buik. Het devies van de tokkèh is 'hou vast wat je hebt' en dat deed dit beest dan ook. De gedachte alleen al om het weke lijf vast te pakken en de bek open te drukken vervulde Nootje met weer zin dus probeerde hij het op deze manier. Ook het van zich af schudden door zijn lichaam heen en weer te bewegen had geen resultaat. De kolonne was ondertussen in wanor de tot stilstand gekomen. Nonnen die de meisjes streng maanden tot doorlo pen en meisjes die giechelend maar node aan dit verzoek voldeden. Nootje keek in gebukte houding hulpbehoevend rond. Want iedere keer als hij rechtop ging staan greep het beest zich vast met zijn poten aan Nootjes buik wat hem weer rillingen van afgrijzen bezorgde. Maar iedere keer weer als het beest z'n houvast verloor en vrij aan z'n bek hing, ontlokte dit een 'adoe, adoe!' aan Nootje. In eerste instantie besefte hij niet dat hij dit tandakken en publique deed, en wel tegenover die meisjes. Maar toen het tot hem doordrong, sprong hij als een volleerd hoogspringer zonder zich te bedenken over het tuin muurtje in de tuin. Wat hij precies van plan was wist hij niet, als hij maar eerst uit de buurt van dat publiek was. Lang nadenken over wat te doen hoefde hij niet, want nauwelijks had hij vaste grond onder de voeten of hij werd gestuit door een rubber dopje dat aan een wan delstok vastzat die als een degen tegen zijn borst gestoten werd door de vrouw des huizes in wiens tuin hij zich bevond. Door de stoot tegen de borst kwam Nootje rechtop te staan wat de tokkèh weer de gelegenheid gaf houvast te zoe ken en wat Nootje weer rillend trachtte te verhinderen door weer gebukt te tandakken. Dit beviel de deftige mevrouw Den Brave maar matig. Ze wist toen nog niet dat Nootje een ongenode gast met zich meedroeg. Van de kerkdienst komende had ze net voor het binnen gaan van het huis het tumult gehoord. Op haar schre den terugkerend zag ze Nootje over het muurtje springen. Stemmig in het don ker gekleed, kanten kraag hoog gesloten aan de hals, het haar glad naar achter gekamd eindigend in een strenge wrong gebood ze: "Waag het niet een stap ver der te doen naaktloper! En hou op met die ongein, je brengt onrust in de buurt! Koerang adjar!" "Nee mevrouw, dit is geen ongein! Wah!" Die laatste kreet kwam door de por met de wandelstok die hij kreeg en hem weer noodzaakte rechtop te gaan staan waardoor de tokkèh weer gele genheid kreeg... waardoor Nootje zich weer moest bukken... Enfin, het principe van het perpetuum mobile scheen gevonden te zijn. Toen ze hem weer dreigde te porren, gilde hij in doodsangst op zijn buik wij zend: "Die tokkèh mevrouw!" Mevrouw Den Brave, die haar bril niet op had, observeerde het geheel wat nauwkeuriger en besefte toen dat hier hulp geboden moest worden. Streng gebood ze: "Hou je handen op je rug!" En aldus stond Nootje gebukt met de handen op de rug als een ter dood ver oordeelde wachtend op de slag met de bijl. Instede dat sloeg mevrouw Den Brave met de wandelstok een home-run slag als een volleerd honkbalster het beest drie huizen ver weg zodoende Nootje bevrijdend van dat beest en een stukje buik. Met een laatste "adoeh adoeh!" draaide Nootje zich om en liep met de handen tegen de buik aangedrukt het erf af, aangespoord door mevrouw met de wandelstok. Bij het tuinpoortje aangekomen wees ze met de stok naar Ventje en riep 39

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 39