door J.A. Stolk, huisarts Er is nog meer veranderd, en niet altijd ten goede Opvoeden en grootbrengen, de kinde ren manieren leren en dan op tijd die anaks hun eigen weg laten gaan, dat is en blijft een moeilijke, misschien wel de moeilijkste opgave van ouders en op voeders. Al diegenen, die het kind zijn of haar weg in de maatschappij moeten wij zen, moeten ook tijdig kunnen zeggen, en nu basta! Laten wij allen het beste ervan hopen. Ga nu je eigen weg, uitein delijk kunnen wij niet meer voor je doen. In de omgeving of in de kringen, zo men wil, waar geld en traditie de belangrijk ste elementen van een opvoeding bepa len, worden de kinderen opgevoed door gouverneurs en gouvernantes. De ouders lijken alleen aanwezig te zijn ter garantie van de verdere procreatie en voor de nachtkus bij het naar bed gaan van de erfgenamen. Mijn broer en ik hadden geen gouver nante of gouverneur, die zich bezighield met onze opvoeding. Vanaf het prilste begin van ons bestaan, was de spil van onze wereld nenneh. Zij was een spriet- magere oude Javaanse vrouw, klein van gestalte, met zilverwit haar en een gezicht vol kreukels. Onze beide ouders waren ambtenaar en werkten een lange en soms bloedhete dag in een tijd waar de airconditioning een novum was en alleen de heel rijken konden zich zo'n nieuwigheid veroorloven. De werkdagen begonnen vroeg daar en in die tijd. Zeven uur in de ochtend startten de scholen en de kantoren, en pas om half drie of drie uur en vaak ook wel later was men thuis. Ook op zaterdag werd er gewerkt. Een middagmaal en een sië sta volgden bij thuiskomst en pas laat in de namiddag zagen en spraken wij onze ouders. Heel kort was dat maar, want voor mijn broer en voor mij volgde heel snel het avondeten en was het zo weer bedtijd. Onze ouders hadden dus de tijd niet voor al datgene wat ouders doen met hun (nog) kleine kinderen, zoals spelen, knuffelen, lachen en verhalen vertellen. Al die dingen deed nenneh met ons en voor ons was zij ook onze bescherming en degene met wie wij samen het voedsel deelden. Nenneh was wat tegenwoordig heet een pragmaticus. Wat praktisch was en nodig bepaalde haar handelingen. De oude vrouw leefde in een wereld van zekerheden, positieve en negatieve, kwamen zulke feitelijkheden op je weg dan aanvaardde je dat. Ze waren toch onontkoombaar en met het aanvaarden kwam dan ook wel de oplossing van het probleem en bij ziekte de genezing ervan. Heel consequent werd dan ook wat niet bekend was of wat niet kon worden aanvaard domweg door nenneh ont kend. Ook hield zij heel bewust haar wereld klein. Wat zij geestelijk en ver standelijk niet kon omvatten of begrij pen werd door haar afgedaan met de opmerking 'doeloe-doeloe 'n dah ada'. Bij ons thuis was dit heel lang een gevleugeld woord en een afdoend argu ment, want zo was en is het toch, heel lang geleden had je al die 'onzin' niet. Nenneh kwam uit Djokja en die omge ving van haar jeugd en jonge volwassen heid is altijd haar hele wereld gebleven. Toen zij oud was geworden en zij met onze ouders naar Soerabaia verhuisde was het altijd de Merapi, die de spil van haar wereld was gebleven, haar registra tie- en herkenningspunt. Ging zij mee op vakantie naar Tosari of Malang of reden wij in de auto door de Preanger dan kon zij op een berg wijzen en met groot ont zag opmerken: 'biar djaoeh, biar deket, overal kan je de Merapi zien'. Waar zij ook was, overal was die hoge, heilige berg daar ook. Voor mij was die opmer king van nenneh een lange tijd een afdoend antwoord geweest op moeilijke geografische vragen van de kinderen. Zo klein en zo jong als zij waren, in de vakanties hebben zij met ons vele verre landen bezocht. In Europa, Amerika en in Azië. Wanneer het vingertje wees naar een berg met de vraag: "Welke berg is dat?' dan wisten zij na enige tijd ook het antwoord te geven: 'de goe- noeng Me-ra-pi!' Hoe dan ook, die gran dioze oude dame was in haar tijd zeker niet de enige die zaken waar je geen weet van had domweg ontkende, terwijl je ook niet meer kon of anders wilde zien dan die bekende en vertrouwde dingen, die je gezichtsveld en horizon bepaalden. Die dingen gebeurden en zul len gebeuren in alle tijden. Toen Ignaz Semmelweis in het midden van de vorige eeuw collegae artsen en verplegend personeel dringend verzocht eerst grondig hun handen te wassen, voordat zij de volgende patiënt behan delden of zouden onderzoeken, werd de man weggehoond. Jarenlang deed men het zonder die poespas van handen was sen en waarom nu dan wel. Als gevolg van zo'n 'doeloe-doeloe 'n dah ada' mentaliteit bleven nog jaren na de waar schuwingen van Semmelweis kraam vrouwen doodgaan aan de zogenaamde kraamvrouwenkoorts. Elke wetenschap per en onderzoeker heeft vele vooroor delen en huizenhoge scepcis moeten slikken en tenslotte overwinnen om anderen van zijn of haar gelijk te over tuigen. In het medische wereldje, het medisch circuit, zoals je dat dezer dagen nog al eens hoort noemen, wordt 'nieuwig heid' vaak als een bedreiging gevoeld. Of het nu nieuwe vindingen zijn op medisch technisch gebied of dat andere of verbe terde therapieën zijn gevonden of bete re methodieken voor de diagnostiek of dat het denken en handelen naar de patiënt toe qua mentaliteit moet veran deren, dat alles en nog wat kleinigheden wordt door de dokter als bedreigend gevoeld. De dokter wil dus vaak niets van al die 'nieuwigheden' weten. Je gezichtsveld verruimen en je horizon verder van je weg leggen betekent dat je alle bergen bij naam moet kennen en het was zo makkelijk en zo eenvoudig om alleen van een Merapi te weten. De dokter weet ook dat het kortzichtig denken en handelen, vaak ingegeven door de meerdere kennis nu en door de routine en de langdurige ervaring, oor zaak kan zijn van beoordelingsfouten en fatale calamiteiten als gevolg ervan. Grove fouten, die de dood van de patiënt tot gevolg kan hebben. Het gebeurt overal en nog steeds en waarom? De hemel mag het weten. Nog steeds dus halen artsen de kranten omdat zij telefonische adviezen geven, die op grond van kennis en ervaring worden gegeven maar die in wezen onzinnig zijn omdat zulke adviezen zijn gegeven zonder dat de patiënt is gezien of onderzocht. Wanneer artsen in het algemeen in deze tijd wat alerter en begripvoller reageren op vragen van hun patiënten, dan komt dat niet doordat die artsen anders zijn dan de dokters van toen maar het is de patiënt, die ver anderd is. De patiënt is nu beter voor gelicht en kritischer van instelling en een klacht bij de tuchtraad heeft de arts zo 34

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 34