De thee-onderneming van mr Kerkhoven uit andere bronnen De oprijlaan met palmen voor het administrateurshuis In haar recente boek 'Heren van de Thee' laat Hella Haasse zien dat de romanvorm uitstekende mogelijkheden biedt voor een reconstructie van het Indisch verleden. Met het huwelijk van Rudolf Kerkhoven en Jenny Roose- gaarde Bisschop als uitgangspunt, krijgt de lezer een uiterst levendige voorstel ling voorgeschoteld van het plantersbe staan in het gebied van de Preanger aan het einde van de vorige en het begin van deze eeuw. Anders dan men misschien zou verwachten is het geen geromanti seerd verhaal geworden maar een geloofwaardige weergave, gebaseerd op archiefonderzoek. Ook voor de histo risch ingevoerde lezer is de roman van Hella Haasse aantrekkelijk, want door haar originele kijk laat zij dingen zien die tot nog toe verborgen zijn gebleven. In dat opzicht moet ik vaak denken aan een uitspraak van de Amerikaanse historicus prof. Van Niel, die de romans van de schrijver Pramoedya Ananta Toer van bijzondere betekenis noemde voor een beter begrip van het Indonesisch natio nalisme. Voor de lezers van 'Heren van de Thee' geldt dat zij een inkijkje krijgen in het bestaan van 'gewone mensen', met alle vreugden en verdriet die daar bij hoorden. In het boekje 'Ontginners van Java' van de hand van de oud-voorzitter van de Nederlandsch Indische Plantersbond, C.W. Wormser, krijgen de 'Theeheeren' van de Preanger ruime aandacht. We leren de families Kerkhoven en Holle kennen als de pio niers van de theecultuur; de Kerkhovens zijn de exploitanten van de ondernemin gen Sinagar, Ardjasari, Gamboeng, Malabar en Panoembangan. De eerste van de familie was Eduard Julius Kerkho ven (1834-1905). Sinds 1861 op Java, werd hij mede-eigenaar van de onderne ming Sinagar, in 1883 voluit Cultuur maatschappij 'Sinagar-Tjirohani' geheten. Zijn oudere broer mr Rudolf Albert Kerkhoven (1820-1890), werd de stich ter van het erfpachtperceel 'Ardjasari', later 'N.V. Plantage Ardja Sari' geheten. Mr R.A. Kerkhoven was in Nederland inspecteur van onderwijs geweest en lid van de Provinciale Staten van Overijsel, maar dat had hem op den duur niet kun nen bevredigen. Na zijn vertrek naar Indië, in 1865, had hij eerst een functie bekleed bij de Nederlandsch-lndische Gas Maatschappij voordat hij zich in de thee ging begeven. In zijn voetspoor beproefden twee van zijn zoons daarin eveneens hun geluk, te weten Rudolf Eduard 1848-1918) en de jongere Augustus Egenius (overl. 1924). Rudolf Eduard, hoofdfiguur bij Hella Haasse, had volgens Wormser een werkzaam aandeel in veel verbeteringen die later als vanzelfsprekend in de theecultuur werden toegepast. Tot die verbeterin gen hoorde het gebruik van een ver nieuwd type theekist, het doorvoeren van een bepaalde manier van tuinonder houd, het toepassen van lupinen (1894) en van boomvormige leguminosen (1905). Rudolf Eduard begon zijn carriè re op de onderneming van oom Eduard Julius, 'Sinagar' en iets later op vaders 'Ardjasari', voordat hij in 1874 op 'Gamboeng' begon en daarna 'Malabar' in exploitatie nam. Drie van zijn zoons gingen op hun beurt in de thee, nl. Ru, Emile en Karei Kerkhoven. De vierde zoon, Edu, vond in Nederland zijn bestemming. In publikaties over de theeproduktie op Java komt men de namen van de Kerkhovens voortdurend tegen en het blijkt dat zij hun positie tot de Japanse inval hebben weten te behouden. Het moet mogelijk zijn om het verhaal van de Kerkhovens tot die tijd door te trek ken, want aan geschikt materiaal ont breekt het niet. Dat bleek onlangs toen ik bij toeval niet alleen een drietal jaar verslagen van thee-onderneming 'Ardja Sari' in bezit kreeg (over de jaren 1924, 1926 en 1932), maar ook een los blad uit een familie-album met foto's van dezelfde onderneming en...de op kost baar dik perkament geschreven Leidse doctorsbul van Mr. Rudolphus Albertus Kerkhoven, geboren in het dorp Twello. De bul werd in het jaar 1844 uitgereikt. Een laantje in de oude boventuin

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 12