IINcJoiNESÏScIhE ModERNE kuNST ÏM NEdERlANd Srihadi: 'Maagdelijkheid'. 1984 derkunst van 1945 tot het heden. Om de bezoekers enigszins op weg te helpen, heeft Helena Spanjaard de toch wel ingewikkelde materie globaal in vijf opeenvolgende secties ingedeeld, die in grote lijnen een aanschouwelijk over zicht geven van de verschillende fasen, die de moderne Indonesische schilder kunst heeft doorgemaakt. Gezien de beperkingen, die zij zichzelf hierbij heeft moeten opleggen, is het een zeer geslaagd geheel geworden. Achtereenvolgens vragen de aandacht: 1Drie pioniers (periode 1942-1949) De tijd van de onafhankelijkheidsstrijd, waarin de inmiddels overleden oudere schilders als pioniers van het eerste uur, de stoot tot vernieuwing hebben gege ven. Het zijn autodidacten, die als over tuigde nationalisten hun kunst in dienst van de revolutie hebben gesteld. Hun sociale bewogenheid en beleving van de harde alledaagse realiteit waarin het volk verkeerde, hebben zij ieder op eigen wijze op doek vereeuwigd. Vertegenwoordigers van deze roerige tijd zijn: Sudjojono, Affandi en Hendra Gunawan. 2. Bandung (periode 1950-1965) Scheiding der wegen. In Bandung ont stond in 1950 de westers georiënteer de Akademi Seni Rupa (Beeldende Kunst) als onderdeel van de ITB (Institut Teknologi Bandung). Onder invloed van de toenmalige Nederlandse docent Ries Mulder kregen de studenten een wes terse schildersopleiding, geënt op de internationale kubistische- en abstracte 22 Dat de moderne Indonesische kunst en met name de schilderkunst, in Nederland een blinde vlek vertoont, geeft te denken. Hoe komt het, dat de gemiddelde Nederlander hier nog nooit van heeft gehoord? Waarom heeft deze specifieke uiting van het moderne Indo nesië hier nooit die aandacht gekregen, die zij toch stellig wel verdient? Ligt dat aan het falende beleid van de massame dia op dit gebied, zoals de televisie of de toonaangevende kunsttijdschriften? Of aan de onverschilligheid van de Neder landse kunstenaarswereld, die zich bij voorbaat lijkt af te sluiten voor iedere moderne kunstuiting uit niet-westerse landen, omdat die niet zou beantwoor den aan wat hier voor kunst door moet gaan? Dat zou een beschamende conclu sie zijn en getuigen van een mentaliteit, die men maar al te graag naar de kolo niale periode verwijst zonder te besef fen, dat men in dezelfde gedachtengang gevangen zit. Waarom nooit een poging tot toenadering aangewend, al was het maar uit een gevoel van solidariteit? En waarom hebben kunstgaleries hier te lande (een enkele gunstige uitzondering daargelaten) nooit de moed gehad om Indonesische schilders van naam te introduceren en bekendheid aan hun werk te geven? Vragen waarop ik geen antwoord weet, doch die wel op schrij nende wijze aantonen, dat hier op Sudjojono: 'Generatie '66'. 1966 grandioze wijze de boot is gemist. Een halve eeuw van onstuimige ontwik keling, van worsteling met vormgeving en ideologische interpretaties, van dyna mische experimenten van een nieuwe kunstenaarselite op zoek naar een eigen identiteit als exponent van het moderne Indonesië, is geruisloos aan ons voorbij gegaan. Zeker, in het recente verleden zijn er incidenteel schaarse pogingen aangewend om het werk van moderne Indonesische schilders naar Nederland te brengen. Gesubsidieërd door het ministerie van WVC of vanuit het parti culier initiatief kregen sommige Indone sische schilders een kans. Van Affandi, Soedjojono, Srihadi, Popo Iskandar, Pir- ous, Widjaja en Heri Dono zijn werken te zien geweest in Museum Nusantara Delft, Gemeentemuseum Rijswijk, Museum voor Volkenkunde Rotterdam, Tropenmuseum Amsterdam, Volken kundig Museum Groningen en enkele galeries. Maar wie heeft daar nog weet van? Des te verheugender is daarom, dat Amsterdam nu de primeur voor Nederland heeft van een grote over zichtstentoonstelling over de moderne Indonesische schilderkunst, onderge bracht in de ruimten van de Oude Kerk. Deze tentoonstelling, die werd georga niseerd door de Gate Foundation, is samengesteld door de kunsthistorica Helena Spanjaard, expert op het gebied van moderne Indonesische kunst; en de heer Kusnadi, kunste naar en kunstcriticus in Indonesië. De tentoonstelling, die op 20 april jl. door minister d'Ancona van WVC werd geopend, duurt nog tot en met 28 mei a.s. En hoewel van een andere samen stelling, komt hij overeen met de vierde en laatste in de reeks van grote Indonesische kunsttentoon stellingen van het Festival of Indonesia in Amerika, waarvan de eerste drie in 1992 reeds in Nederland te zien zijn geweest. Na een zorgvuldige voorselectie in Indonesië werden uiteindelijk uit 30 schilders 22 gekozen, die samen met 120 werken vertegenwoordigd zijn. De keuze is niet alleen representa tief voor de belangrijkste naoorlogse stromingen, maar geeft ook een chronologisch beeld van de ontwik kelingsgang in de Indonesische schil-

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 22