1780-1796
1799
Alting G.G. Tijdens zijn bewind bereikt het euvel van de fami
lieregering zijn hoogtepunt. Het gaat met de Compagnie nog
meer bergafwaarts. De schuld stijgt in de periode 1783-1795
van 55 tot 125 miljoen. De inkomsten verminderen jaarlijks
met 5 miljoen, de uitgaven stijgen met hetzelfde bedrag. Zijn
schoonzoon Siberg bekleedt eveneens het ambt van G.G. (1801-
1804).
Op 31 december van dit jaar komt een einde aan het bestaan
van de V.O.C. Bij de Staatsregeling van 1798 is bepaald, dat
haar octrooi op die datum zal aflopen en dat de staat al haar
bezittingen en schulden zal overnemen. Het oude bestuur van
de Compagnie in Nederland wordt vervangen door een 'Raad
van Aziatische bezittingen', bestaande uit negen leden.
1780-1784
Vierde Engelse oorlog, die voor Nederland een ongunstig ver
loop heeft, geeft de V.O.C. de genadeslag. Bij de vrede van
Parijs verliest de Compagnie Negapatnam, het hoofdkantoor in
India en moet ze de Engelsen de vrije vaart in de Indische
wateren toestaan.
1787
Het sultanaat Banjermasin wordt ten gevolge van een opvol-
gingsstrijd een leenrijk van de Compagnie.
Instelling van de commissie Nederburgh, die naar Indië wordt
gezonden om een door Nederburgh zelf, advocaat van de
Compagnie, ontworpen hervormingsplan om de Compagnie
van de ondergang te redden, uit te voeren. Door tegenwerking
in Batavia verandert er weinig. Invoering van het ambtgeld, een
soort inkomstenbelasting op Compagniesdienaren.
Het Huis Groeneveld of Tandjong-Oost, een der oudste en
fraaiste landhuizen aan de Buitenzorgsche weg gebouwd in
een stijl, die model stond voor het latere type oud-Indische
huis. Het werd omstreeks 1756 gebouwd door de Raad-ordi-
nair Pieter van den Velde. Later kwam het door vererving in
bezit van Willem Vincent Helvetius van Riemsdijk en vervol
gens van de families Ament en Andrée Wiltens.
Tegen het einde van de 17e eeuw en in de 18e eeuw vestig
den zich welgestelde Bataviase burgers buiten de stadswal
len langs de buitenwegen, waar landhuizen of'thuynen' ver
rezen. Deze landhuizen zijn het voorbeeld geworden voor de
latere in zwang gekomen oud-Indische huizenbouw. Bekende
landgoederen (later ging de naam ervan vaak over op de
omgeving) waren Tanah Abang, Weltevreden, Struyswijk
(waar de latere G.G. Johan van Hoorn in 1696 de eerste kof
fie plantte die op Java groeide), Mr. Cornelis (het landgoed
van de Bandanese godsdienstleraar Cornelis Senen), het
landhuis van de G.G. Reinier de Klerk aan het Molenvliet
(het tegenwoordige Arsip Nasional). De bewoners van deze
landhuizen voerden een royale en gastvrije levensstijl en
vermoedelijk vindt de Indische rijsttafel hier haar oorsprong.
De grootste landheer in de 18e eeuw was Willem Vincent
Helvetius van Riemsdijk, zoon van G.G. van Riemsdijk
(1775-1777). Uit de kringen van deze landheren stammen
Indische geslachten wier naam ook nu nog een bekende
klank hebben, zoals Ament, Bik, Van der Palm, Boutmy, Van
Motman, Andrée Wiltens,De Lannoy, De Koek van Leeuwen,
Alting Siberg.
In de loop van de 18e eeuw geraakten sommige Mestiezen-
families tot aanzien, onder meer door huwelijken van
vrouwen uit deze groep met hooggeplaatste Compagnies
dienaren. Door haar prachtige landhuizen en fraaie stadsaan-
leg werd Batavia de 'Koningin van Oosten' genoemd.
1795
Franse revolutielegers bezetten Nederland waar de Bataafse
Republiek wordt uitgeroepen. Stadhouder Willem V, die naar
Engeland is uitgeweken, zendt vanuit zijn verbanningsoord Kew
een opdracht aan de bevelhebbers en gouverneurs van de
Compagnie om de Nederlandse bezittingen aan de Engelsen
over te dragen. Deze zullen ze bewaren totdat in Nederland
weer normale verhoudingen zijn teruggekeerd. Vele bezittin
gen gaan zodoende zonder slag of stoot in Engelse handen
over, alleen Java en enkele andere vestigingen houden stand.
Gezicht op de oude post Rijswijk (hieraan ontleende het late
re stadsdeel Rijswijk in Batavia zijn naam) en het Molenvliet.
31