denten aan, voor het zogenaamde Indi sche Nederlanders-project. Ze worden uitvoerig ingelicht over de geschiedenis van de Indische Nederlander, de kolo niale maatschappij, de Japanse bezetting, de Bersiap-periode en de vestiging in Nederland. Voorts krijgen zij een uitge breide vragenlijst voorgelegd, zodat zij tijdens de interviews gerichte zowel als open vragen kunnen stellen. Als antropoloog gaat mijn belangstelling vooral uit naar de kleine dagelijkse din gen. Een voorbeeld daarvan is de beschrijving van de doorsnee dag, vanaf het opstaan tot het naar bed gaan. Want juist die kleine dingen zijn zo belangrijk om het leven van mensen te karakterise ren. Voorts wordt er ingegaan op de ervarin gen tijdens en na de oorlog. Studenten worden echter gewaarschuwd dat som mige bejaarden daaraan liever niet herin nerd willen worden. Tenslotte stelt de onderzoeker een aan tal 'open' vragen in de zin van 'wat is voor u nu typisch Indisch!', 'Wat vond u in Nederlands-lndië van de gemiddelde totok en wat vindt u van de gemiddelde Nederlander hier?', etcetera. De bedoe ling van deze slotvragen is een beeld te krijgen van de stereotypen die - bestaan - en bestonden over de Indische Nederlander en de totok. Overigens worden er ook vragen gesteld over de omgang met de Indonesiërs, zowel de bedienden als de collega's op het werk. Na de bespreking van hun onderzoeks verslag overkomt het me wel eens dat een student mij met enige aarzeling bekent dat het een zware opdracht was. waaraan dan haastig wordt toegevoegd: 'Maar onvergetelijk!'. Tijdens de voorbereidingsbijeenkomsten haal ik deze uitspraak graag aan. Ik ben er namelijk van overtuigd dat dit onderzoek nuttig is. Historisch, maat schappelijk en psychologisch gezien. Kortom, zoals een afgestudeerde stu dent het samenvatte: 'Van mijn onder zoek onder Indische Nederlanders heb ik geleerd hoe zij leefden, dachten en deden. Het was voor mij een voorrecht zo persoonlijk te mogen praten met mensen die twee generaties boven mij staan, mij door het vertellen van hun levensloop historisch inzicht gaven, mij lieten delen in hun levenswijze en mij duidelijk maakten dat zij ondanks alles een aparte plaats innemen in onze maatschappij!' Beter kan ik het niet verwoorden. OPROEP AAN BEJAARDE INDISCHE NEDERLANDERS Met verwijzing naar het in dit MOES- SON-nummer gepubliceerde artikel Wie Weet Wat Indisch (-zijn) Betekent? zoek ik contact met een twintigtal bejaarde (dat wil zeggen geboren voor of rond 1915) Indische dames en heren, die bereid zijn een jonge - of oudere: ook avondstuden ten doen mee - student drie of vier keer te ontvangen om te vertellen over hun ouders, kinderjaren en hun ervaringen als volwassene in het vooroorlogse Indië, de Japanse bezet tingstijd, de Bersiaptijd en over hun vestiging in Nederland. Deze interviews worden opgenomen op cassettebanden, zodat zowel de onderzoeker als ik de vertrouwelijk heid van de gesprekken garanderen. Uiteindelijk is het doel van dit onder zoek om aan de hand van de talloze gesprekken een beeld te krijgen van het dagelijks leven van de Indische Nederlander in het voormalige Nederlands-lndië. Mocht het lukken om voldoende informatie te krijgen, dan zal dat leiden tot de publikatie van een boek over het leven van de Indische Nederlander. Die publikatie zal niet alleen van nut kunnen zijn voor de Indische gemeenschap in Nederland, maar ook voor onze Hollandse landgenoten. Het wordt immers tijd dat er van die zijde meer begrip ontstaat voor alles wat in het voormalige Nederlands Oost-lndië gebeurde! Bent u bereid hieraan mee te werken, wilt u dan telefonisch contact met mij zoeken onder telefoonnummer 030- 5321 I I (Secretariaat vakgroep Culturele Antropologie). Indien ik niet bereikbaar ben, wilt u dan uw naam en telefoonnummer doorgeven, zodat ik u later kan bellen! U kunt ook een briefkaartje sturen aan: drs. H.J. van Dijk, vakgroep Culturele Antropologie, Universiteit Utrecht, Postbus 80140, 3508 TC Utrecht. Alvast mijn hartelijke dank! ERVARING MET ONDERWIJS IN INDIE Een van mijn avondstudenten (40), leraar aan een lyceum, afstammeling van Indische ouders, wil onderzoek doen op het gebied van het onderwijs in het voormalige Nederlands-lndië. Daarvoor zoek ik contact met Indische Nederlanders en totoks die uit eigen ervaring - als onderwijs kracht - het een en ander kunnen vertellen over dit onderwerp. Bent u bereid hem te helpen, neem dan contact op met mij (drs. H.J. van Dijk): onder telefoonnummer 030- 5321 I I (Secretariaat vakgroep Culturele Antropologie). Indien ik niet bereikbaar ben, wilt u dan uw naam en telefoonnummer doorgeven, zodat ik u later kan bellen! U kunt ook een briefkaartje sturen aan: drs. H.J. van Dijk, vakgroep Culturele Antropologie, Universiteit Utrecht, Postbus 80140, 3508 TC Utrecht. Mede namens de onderzoeker bij voorbaat dank! OPROEP AAN EX-SEMARANGERS In verband met mijn onderzoek onder totoks heb ik besloten in een van de hoofdstukken van mijn boek het vooroorlogse Semarang als ach tergrond te gebruiken. Weliswaar ben ik opgegroeid in Semarang, toch geloof ik dat er onder de lezers van Moesson, mensen zijn die meer van het leven in die hoofdstad van Midden-Java weten dan ik. Ook hoop ik dat er nog mensen zijn die over een stadsplan en andere geschriften beschikken, zodat ik deze kan bestu deren. Bent u bereid mij te helpen, wilt u mij dan bellen (030-5321 I I Secretariaat vakgroep Culturele Antropologie. Indien ik niet bereikbaar ben, wilt u dan uw naam en telefoonnummer doorgeven, zodat ik u later kan bel len!) U kunt ook een briefkaartje stu ren aan: drs. H.J. van Dijk, vakgroep Culturele Antropologie, Universiteit Utrecht, Postbus 80140, 3508 TC Utrecht. Mijn dank voor uw hulp! 40

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 40