O
opbouw. Middels vijf-jarenplannen, de
Repelita's, zijn op velerlei terreinen
opmerkelijke successen geboekt. Het
heeft ondermeer de rijstproduktie zoda
nig weten te verhogen dat het zelfvoor
zienend is geworden; om de bevolkings
druk te reguleren een doelmatige
gezinsplanning doorgevoerd; scholings
mogelijkheden en gezondheidszorg uit
gebreid; een eigen vliegtuigindustrie
opgezet en de basis gelegd voor een
grootschaliger industrialisering.
Indonesië bezit weliswaar een goede
milieuwetgeving, ook op het gebied van
bosbescherming, doch kampt in de uit
voering daarvan nog op problemen.
Kernachtiger kon prof.dr. Emil Salim, de
minister van bevolking en milieu, het
niet formuleren door te stellen: "We
actually must sail the boat, while building
it". Hij was het ook die op de UNCED
uiteen zette, dat wanneer het westen
zijn markt meer toegankelijk zou maken
voor bewerkte houtprodukten, dit meer
exportopbrengsten zou opleveren,
waardoor de houtproducerende landen
minder bomen hoeven te kappen.
President Soeharto vatte het in een toe
spraak als volgt samen: "Het is hoog tijd,
dat we de erfenis uit het verleden losla
ten, waarin ontwikkelingslanden slechts
als plantage-economieën mochten
bestaan". Hij bekritiseerde daarmee de
internationale handelstructuren, die
door de rijkere landen worden gedomi
neerd, wat voor ontwikkelingslanden
vaak een struikelblok betekent. In
Indonesië ziet men het tropisch bos
gelukkig niet slechts als een verzameling
omgezaagde planken, doch wordt men
zich steeds meer bewust dat het nog
veel geheime rijkdommen herbergt,
welke van onschatbare waarde kunnen
zijn voor het voortbestaan van de mens
heid. Indonesische en Nederlandse des
kundigen werken op enkele projecten
samen, om te zoeken naar nieuwe,
duurzamere vormen van bosexploitatie
en renovatie.
De UNCED waar de ontbossingsproble-
matiek slechts een van de onderwerpen
was, heeft niet de resultaten opgeleverd
waarop velen hadden gehoopt. Toch
beschouwt men het als een belangrijke
stap vooruit, dat de deelnemers hun
standpunten duidelijk hebben kunnen
uiteen zetten en de gezamenlijke verant
woordelijkheid voor het beheer van de
aarde door allen werd erkend, in het
'handvest van de aarde'. Maar ook is dui
delijk geworden, dat milieubescherming
weliswaar een door allen onderschreven
beginsel is, doch dat de mogelijkheden
tot realisering daarvan voor rijkere en
armere landen nogal kunnen verschillen.
Wordt het milieubederf in de rijke lan
den veroorzaakt door overconsumptie
en verspilling, in de arme landen vormen
gebrek, technologische achterstand en
verkeerd voorbeeld vaak de oorzaak.
De UNCED heeft dan ook het actieplan
'Agenda 21opgeleverd, met toezeggin
gen voor verhoogde hulp van de rijkere
landen. Concrete afspraken over bosbe
scherming, voor zowel de rijkere als
arme landen, zijn echter niet gemaakt.
Hopelijk nu, dat de rijke landen willen
streven naar versobering van hun con
sumptiepatroon alsmede naar een even
wichtiger, mondiale verdeling van de
welvaart. Ook te hopen is, dat ontwik
kelingslanden bij het overnemen van het
westers ontwikkelingsmodel, zich de
rijkdom van de eigen spirituele erfenis
blijven herinneren, als tegenwicht voor
een alles absorberend materialisme.
F. VAN GARLING
35