MIJN VADERS REIS NAAR JAPAN Henk van Hom zag en sprak zijn vader voor het laatst op West-Javadat was vóór 8 maart 1942. Toen iverdJohannes van Horn, landstorm-sergeant hij het KNIL, geïnterneerd. Het enige dat Henk toen wist van zijn vader, was, dat hij ergens in de buurt van Buitenzorg of Bandoeng gelegerd was. Dat Johannes van Horn overleed in Japan te Kamaichi op 26 december 1943, was hem ook hekend. In het overlijdensrapport van de Oorlogsgravenstich ting wordt dit vermeld. Toch had Henk. nog vele vra gen. Hij wilde meer weten over zijn vader, over zijn reis naar Japan, of iemand hem gekend heeft en waar Johannes precies gezeten had. De gegevens van het Nederlandse Rode Kruis klopten niet. Henk heeft vorig jaar februari de volgende oproep in Moesson geplaatst: 3B, Japan Wie kan mij inl. geven over de Jap. krijgsgevangenkampen in N-Japan op het eiland Hokkaido. Wie heeft mijn vader Johannes (Joop) van Horn gekend? Hij werd als landstorm- serg. geïnterneerd in Java kamp no. I B. Later is hij in Japan Proper geweest en op 19-1 1-1943 naar Hakodate kamp no. 3B gebracht. Op 26.12.1943 overleed hij te Kamaichi. Graag gege vens naar H.J.Horn.... Er kwamen reacties van de heren Versteeg, Willemse, Ver beek en Lentze. Allen hebben geholpen om Henk een beeld te geven van de transporten en het verblijf aldaar, van wat zijn vader Joop heeft ondergaan. Via de heer Willemse kreeg hij ook een lijst met data en gebeurtenissen die opgesteld was door de heer Salemink. Door deze lijst raakte Henk er van overtuigd dat zijn vader in de groep van de heer Salemink heeft gezeten. De kampen in Japan Japan was verdeeld in zeven gebieden, genoemd naar een gro te plaats. In deze gebieden waren totaal 82 kampen waarvan in het zuiden, Fukuoka (eiland Kyushu), 18 kampen; in het noor den Sendai (10 kampen) en Hakodate. Sendai en Hakodate spelen een rol in de volgende reconstructie. De na-oorlogse opgave van kampen is niet compleet, omdat er vele gegevens verloren zijn gegaan. Wat betreft het noorden zijn de volgende kampen officieel bekend; Het gebied Sendai: Yumoto, Sakaishinden, Osarizawa, Hanaoka, Kosaka, Tenmabayashi, Mitazaki, Koshi (2x), Uguisuzawa. (Kawaichi ontbreekt evenals het 'evacuatiekamp'Ohasi. Het gebied Hakodate: Utashinai, Akabira, Ashibetsu (2x). (Hakodate ontbreekt, evenals het 'evacuatiekamp' Bibai). Bij Utashinai is Hakodate 3B. Gegevens van de Oorlogsgravendienst en het Rode Kruis - 8 maart 1942 krijgsgevangen gemaakt, plaats onbekend - 15 augustus 1942 geregistreerd in een niet genoemd Japans krijgsgevangenkamp - 15 februari 1943 geïnterneerd in Java kamp no. I B - vóór 28 juli 1943 was hij in een niet bekend kamp op Java - 26 september 1943 naar 'Japan Proper' 'Japan zelf of 'bin nen de Japanse landsgrenzen') getrans porteerd - 19 november 1943 overgebracht naar Hakodate kamp no. - 26 december 1943 overleden te Kamaichi. Een reconstructie De conclusie die je moet trekken uit bovenstaande gegevens is, dat mijn vader in Hakodate 3B (=Utashinai) zou zijn ge weest, maar daarna in Kamaichi overleed. Hij zou dus vanuit centraal Hokkaido 500 km teruggegaan moeten zijn naar Kamaichi. En dat klopte niet. Door het verslag van de heer Salemink heb ik kunnen reconstrueren waar mijn vader was in gemaakt en ondergebracht in een school in de Riouwstraat te Bandoeng. WO II. 8 Maart 1942: 18 Juni 1942: 3 Augustus 1942: 12 Februari 1943: 16 Juli 1943: 23 Juli 1943: I September 26 September Tjilatjap. genen klaar gemaakt voor transport overzee (medische controle, inentingen etc.) 1943: naar Batavia. 1943: inscheping met bestemming: Japan. De vele ontberingen die mijn vader en zijn medegevangenen hebben moeten ondergaan in deze periode van 'verhuizingen' zal ik hier niet noemen. Details zijn mij verteld. Met de Makassar Maru werden 2700 gevangenen naar Singa pore verscheept. De ruimte aan boord was zeer beperkt. Bij aankomst op 30 september 1943 werd Changi Prison hun nieuwe onderkomen en zij werden te werk gesteld op het vliegveld. 21 Oktober 1943: inscheping van I 175 gevangenen op de Matu Maru, een vrachtschip geladen met erts. In de bovenste ruimen werden de gevangenen ondergebracht; het dek was alleen via één smal trapje en een luik te bereiken. De Matu Maru voer in konvooi dat zo nu en dan aangevallen werd. Het schip werd niet geraakt. (Volgens Japanse gegevens zijn er gedurende dit soort transporten ongeveer I 1.000 krijgsgevan genen door torpederingen omgekomen). Op 14 november werd eindelijk Moji bereikt. De plaats, gele gen in het uiterste noorden van Fukuoka, waar vrijwel iedere krijgsgevangene aan wal kwam. De reis had ongeveer 25 dagen geduurd. 25 Dagen op elkaar gepakt zitten in de benauwde ruimen. De volgende ochtend, 15 november, ging men aan wal en toen er dikke Engelse militaire overjassen werden uitgedeeld ont stond al snel het gerucht dat Siberië de bestemming zou zijn. Tegen middernacht werd de reis voortgezet per trein, naar het noorden. Tot aan Tokio reed de trein alleen 's nachts, overdag stond hij met geblindeerde ramen stil bij een station. Op 17 november werd eindelijk om 12.00 uur Tokio bereikt. Op een van de perrons moesten de gevangenen, vaak gehurkt, in de kou wachten totdat zij om tien uur in de avond verder konden reizen. Tijdens die wachttijd hebben verscheidene mensen longontsteking en pleuritis opgelopen. 24 Uur na vertrek uit Tokio werd eindelijk om 22.30 uur op 18 november Kamaichi bereikt. Deze keer had de trein ook 22

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 22