move en mve Eenzaam gedicht Gedachten bij een KJBB - reünie overdag gereden, zonder geblindeerde ramen; men had dus wel uitzicht over het Japanse land. Men dacht toen even rust te krijgen. Maar niets was minder waar! De volgende dag al heel vroeg appèl. In deze eerste Japanse winter met zijn koude Siberische vrieswind, ondervoe ding, onvoldoende warme kleding en slecht schoeisel, stierven velen. In december 1943 stierven er in Kamaichi 13 mensen door de slechte toestanden aan longontsteking en pleuritis. Zo ook stierf mijn vader op 26 december 1943 aan longontsteking, waarschijnlijk opgelopen op het perron van Tokio en ver ergerd in dat koude Kamaichi. Dat was het eind van zijn reis naar Japan. Zijn as-urn staat op Menteng Pulu. Volgens de lijst van de Oorlogsgravendienst zou mijn vader op 19 november 1943 naar Hakodate kamp 3B overgebracht zijn. Hij is daar niet aangekomen. Dat dit toch vermeld wordt, komt volgens mij omdat hij bestemd was voor dat kamp. Het is door de Japanners nooit gecorrigeerd. Dit is het eind van mijn verhaal. Er is natuurlijk nog veel meer voorgevallen in Kamaichi en Hakodate, zoals het werk in de machinefabrieken, de mijnen, de scheepswerven. Later de Amerikaanse beschietingen vanuit zee en de bombardemen ten, de evacuaties naar Ohasi resp. Bibai. Een drama op zich, want alles waar een beetje rook uit kwam of er als een fabriek uitzag, werd platgegooid. Ik dank hierbij de Oorlogsgravendienst, het Nederlandse Rode Kruis en speciaal de heer Salemink, zonder wiens gegevens ik nooit deze reconstructie had kunnen maken. HENK HORN Deze keer zult u het avontuur van Nootje en Ventje moeten ontberen, In het augustus nummer wordt nu eenmaal veel aandacht aan de bevrijding besteed en alles wat daarmee samenhangt heeft voorrang. Toch moeten wij u een trieste mededeling doen. De schrijver van Nootje en Ventje, de heer G.E. Reeders is vrijdag 16 juli jl. overleden. Zo berichtte ons zijn zoon, Tom Reeders, die de illustraties altijd maakt bij de verhalen. Tom schreef ons o.a. het volgende: "Ik wilde u namens de familie hartelijk danken voor de mogelijkheid die u mijn vader heeft geboden om de avonturen van Nootje en Ventje te publiceren. Hij was er ontzettend trots op. Op vrijdag 16 juli is hij heengegaan en met hem Nootje en Ventje. Deze twee jongens brachten hem terug naar zijn jeugd, naar zijn geboorteplaats Probolinggo, naar de omgeving van de suikeronderneming Pandji en het gebied rondom Pasar Poetih. De kern van elk ver haal is waar gebeurd en alle personen hebben echt bestaan alleen hun namen zijn veranderd. Voor ons, zijn kinderen, was het interessant, omdat we zo een klein beetje een beeld kregen hoe de familie in Indië leefde." Bij Moesson liggen nog een aantal 'Nootje en Ventje' avonturen en ook kregen we met de brief nog een verhaal toegestuurd. Vanaf september zult u weer kunnen meeleven met het tweetal. De redactie wenst de familie Reeders veel sterkte met het dragen van dit verlies en is zeer erkentelijk voor het toesturen van het laatste verhaal. De maan klimt langzaam boven de gedek; er schreit een kind, mijn kind, dat sterven gaat en 'mammie' roept alsof het in zijn droom nog praat; de maan klimt boven de gedek. De maan schept zich een zilverzee en vaart met jou, mijn kind, voorbij het laatste bamboeriet naar waar je straks je mammie ziet; vannacht misschien mag ik van God al met het maanschip mee... Ik wis de tranen weg uit mijn gezicht; de hemel wenkt, het schip ligt klaar; ik glimlach, voor het laatst, en vaar, de nacht sluit het kamphek achter mij dicht. COR BOESCHOTEN Opgedragen aan de moeders die het kamp niet overleefden. KJBB, afdeling Kennemerland kwam zaterdag 27 maart jl. bij elkaar in wijkcen trum De Ringvaart, te Haarlem. Spreker was drs Mc Gillavry, organisatoren Heieen Smit en Tineke Korvinius. Wat mij steeds weer blijkt is dat elk 'Indisch groepje' zich selecteert tot iets afzonderlijks. Niemand hoort bij iemand en iemand weet niemand iets (nieuws) te vertellen. Wij gaan allen ons weegs. Wij spreken dezelfde taal, hebben dezelfde 'oude soesah' van Jappentijd en Bersiap en we kunnen maar niet tot een Grootste Gemene Deler komen. Op zich is zo'n bijeenkomst heel nuttig en heel belangrijk, maar het belangrijke, ook hier, is volgens mij het delegeren van kennis, ervaring en daar hoort ook pijn, verdriet, teleurstelling en ondergang bij, naar een volgende generatie. Maar vijftigers en zestigers praten over (nog steeds) hun sores, hun verdriet en hun teleurstelling en het onbegrip wat hun deel is en dus en zo blijven wij in die caroussel. Rondtollend en rondtobbend. Ik reken mijzelf niet tot de kinderen uit die periode, hoewel toen de Jap met zijn tanks Djokja binnentrok op 5 maart 1942 werd ik op die dag 16 jaar en dus (toch) een puber. In de jaren daarop was er geen tijd om kind of adolescent te zijn. Het overleven voor mij en voor degenen die van mij afhankelijk waren, dat was een primaire en 'down to earth' kwestie en niemand kan ik (toch) vertellen hoe belangrijk dat was en wat voor levensbe lang dat voor mij en voor mijn dierbaren was. Maar nog steeds zaniken wij daar over. In elk geval: de KJBB-Kennemerland was weer bij elkaar dit jaar en is voor velen - nog steeds - een hulp en steun en naar ik mag hopen zal zij dit ook kunnen zijn voor de generatie, de kinderen van die kinderen uit de oorlogstijd, na ons. Of beter nog, voor de generaties na ons. DR. J.A. STOLK 23

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 23