1901 In de troonrede wordt de erkenning uitgesproken dat Nederland ten opzichte van de bevolking van de koloniën een zedelijke roeping heeft te vervullen. De 'ethische politiek' gaat het bestuursbeleid bepalen, dat resulteert in tal van maatrege len op het gebied van onderwijs, volksgezondheid en land bouw. De nieuwe richting in het beleid is o.a. te danken aan het artikel 'Een Ereschuld' van Mr. Van Deventer en het pro gramma van de anti-revolutionairen, waarvan de leider Dr. Kuyper minister-president was 1901-1905. Sterke uitbreiding van het volksonderwijs: na 1907 worden er 14.500 dessascholen opgericht, Hollands-Inlandse (H.I.S.), Hollands-Chinese (H.C.S.) scholen en vak-en kweekscholen. Bescherming van de inheemse kunstnijverheid, bevordering van kleine en grote industrie. Uitbreiding irrigatiewerken, zorg voor het boswezen, landbouwvoorlichting en zorg voor de veestapel van de bevolking. 1903 De decentralisatiewet van minister van koloniën Idenburg opent de mogelijkheid tot het oprichten van gewestelijke-en gemeenteraden met regelings-en bestuursbevoegdheden. In verschillende plaatsen worden burgemeesters en wethouders benoemd. In de 19e eeuw was er in Indië sprake van een sterke centralisatie. Door uitbreiding van het gezag in de hele archipel en intensivering van de bestuurszorg werd decentralisatie noodzakelijk. Instelling van de arbeidsinspectie. 1904 Raden Adjeng Kartini, dochter van de regent van Japara, strijd ster voor de ontwikkeling van de Javaanse vrouw, overleden. Haar denken heeft grote invloed op de inheemse vrouwenbe weging. Oprichting van Kartini-scholen voor inheemse meisjes. Instelling van Volkscredietbanken, teneinde de bevolking te beschermen tegen woekerpraktijken. Invoering van opiumregie op Java en Madoera; voordien was de verkoop aan Chinezen verpacht. De exploitatie van pandhuizen, ook aan Chinezen verpacht, kwam reeds in 1901 in gouvernementshanden. 1904-1909 Van Heutsz G.G. Tijdens zijn bestuur en dat van zijn opvolger, Idenburg (1909-1916) wordt het Nederlands bestuur daadwer kelijk in de gehele archipel gevestigd: einde van het verzet in Djambi nadat sultan Taha is gesneuveld in 1904. Einde van het verzet van de partij van de pretendent-sultan in Bandjermasin 1905-1906. Expeditie tegen Bone, Goa en andere rijkjes in Zuid-Celebes 1904-1905. 1906-1907 komen de Toradjalanden onder bestuur. Expedities tegen Bali 1906 en 1908. Na het sneu velen van de priester-koning Si Singamangaradja in 1907 komen de Bataklanden op Sumatra onder bestuur, evenals de binnen landen van Flores, Timor, Soemba, Ceram en het westelijk deel van Nieuw-Guinea. 1908 Mas Wahidin richt de vereniging Boedi Oetomo (=het Schone Streven) op, met als doel de verhoging van het ontwikkelings peil van de inheemse bevolking. Gematigd en niet-politiek gericht, heeft de vereniging veel aanhang onder inheemse intel lectuelen, ambtenaren en de aristocratie. Dit is het begin van de Indonesische nationale beweging. De regering richt het Bureau voor Volkslectuur op, dat zich bezighoudt met de ver spreiding van lectuur onder de inheemse bevolking. 1911 Oprichting van de Sarekat Islam (Moslemse vereniging) door Hadji Samanhoedi. Het oorspronkelijk doel is de bescherming van belangen van de inheemse batikindustrie tegen de Chine zen, naast bevordering van materiële ontwikkeling en gods dienstig leven. Raden Tjokro Aminoto krijgt de leiding van de S.I. In Solo en Soerabaja ontstaan ongeregeldheden tussen Indone siërs en Chinezen. G.G. Idenburg weigert verlening van rechts persoonlijkheid aan de landelijke S.l. uit vrees voor ordever storingen. De S.l. groeit uit tot een brede volksbeweging. In 1918 telt deze 450.000 leden. Aanvankelijk is de S.l. niet revolu tionair, maar op het congres in 1917 vindt een ommekeer plaats in revolutionair-socialistische richting. De zelfstandigheid voor Indië wordt geëist. 1912 Wijziging van de Indische Comptabiliteitswet. Nederlands-lndië krijgt eigen rechtspersoonlijkheid. Dit heeft de scheiding van financiën tot gevolg tussen Nederland en Indië. 1913 Douwes Dekker (achterneef van Multatuli), oprichter van de Indische Partij, een partij die revolutionair en anti-gouverne menteel gericht is, wordt met zijn medestanders Dr. Tjipto Mangoenkoesoemo en Ki Adjar Dewantoro verbannen. Oprichting van de Nederlands-Indische Artsen School (N.I.A.S.) in Soerabaja en van de Veeartsenij- en Landbouwschool te Buitenzorg. De regent van Japara, Raden Ario Adipati Sosroningrat met echtgenote en kinderen. Achter de regent v.l.n.r. Kardinah, Roekmini en Kartini. Kartini's brieven, die na haar dood onder de titel 'Van duisternis tot licht' door de Directeur van Onderwijs, Mr. Abendanon, werden uitgegeven, hebben grote invloed gehad op de ontwikkeling van de positie van de Indonesische vrouw. Het geslacht Tjondronegoro, waartoe Kartini behoorde, stamt af van de vorsten van Majapahit, leden ervan waren regenten van Japara, Kudus, Demak, Semarang en Brebes. Ook de toenmalige ambassadeur van Indonesië in Nederland, Mr. Soedjarwo Tjondronegoro, behoorde tot deze familie. 31

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 31