DE 'SPIJKERPLOEG'
"PASAR-MALAM"
door G. Bras
ZATERDAG 11 EN ZONDAG 12 SEPT. A.S.
IN DE MARGRIETHAL
m.m.v. bekende artiesten o.a. Anneke Grönloh, Rudy v. Daim,
Royal Hawaian Minstrels, Oriental Four, (Ned.) Shaking
Stevens, culturele dansgroepen, modeshows, Ind. eten, kué-kué,
e.v.a.
Open: zat.: 12-23 uur, zondag 11-21.30 uur.
Info: 03420-16055.
Wij Indische mensen zijn goed bekend
met de zware tijd vol ontberingen, mis
handelingen en ander leed ons door de
bezettende Japanse vijand aangedaan.
Naast gelatenheid voor het onafwend
bare was veel moed, improvisatie en
karakter nodig om te overleven. Over
het laatste wordt vaak gezwegen.
De 'spijkerploeg' illustreerde hoe onze
mensen zich met geestkracht, vinding
rijkheid en doorzettingsvermogen door
moeilijke situaties wisten heen te wer
ken.
In begin 1943 werden in Thailand door
de Japanners ploegen geformeerd die de
beruchte spoorweg, van de Thailand
zijde uit, moesten construeren.
Tegelijkertijd vond in Burma een analoge
activiteit plaats. De ploegen werden
geheel willekeurig samengesteld uit
krijgsgevangenen van alle beschikbare
nationaliteiten, Nederlanders,
Australiërs, Britten, Amerikanen. Er was
één groep van zo'n 400 KNIL-militairen
onder commando van de kapiteins S.
Badings en W. Schnerr. Bij de groep
werden drie artsen gevoegd, een relatief
groot aantal, F.H. Wolthuis, H.M. de
Monchy en T.D. Stahlie. De groep kreeg
de taak om op het van te voren bewerk
te tracé, bielsen rails te leggen en vast te
spijkeren. Dan konden de treinen rijden.
Als doorsnee KNIL-groep hadden de
mannen - in tegenstelling tot vele geal
lieerden - geen bijzondere vrees voor de
jungle. Zij wisten goed gebruik te maken
van inheemse planten en vruchten ter
aanvulling van het hongerrantsoen dat
door de Jap werd verstrekt. De dokto
ren waren uiteraard bekend met tropi
sche ziekten. Badings en Schnerr zorg
den op efficiënte wijze voor het contact
met de bezetter. De Japanse comman
dant was, een groot geluk, geen slaven
drijver, maar vóór zijn mobilisatie leraar
aardrijkskunde geweest.
Dr. Wolthuis, beroepsofficier van
Gezondheid KNIL, was een uitstekende
organisator die geen vermoeienis scheen
te kennen en zo inspirerend optrad dat
zelfs de Japanse commandant naar hem
luisterde. De Monchy, een PBM-arts was
goed op de hoogte van tropische hygië
ne. Hij zorgde dat de kampen - en dat
waren er voor de spijkerploeg vele - in
dit opzicht optimaal werden ingericht.
De juiste constructie en de plaatsing van
latrines, bestrijding van de alom aanwe
zige vliegen, toezien op en eisen van
strenge persoonlijke hygiëne, bestrijding
en voorkoming van besmettelijke ziek
ten als dysenterie en vooral cholera
waren voortdurend onder zijn toezicht.
Thee of wat daarvoor doorging werd op
het werk zelf gekookt en er waren
strenge orders niets anders te drinken.
Stahlie was zendingsarts geweest en
bemoeide zich vooral met de zieken en
hun verpleging. Zijn ervaring als dokter
onder een arme, op de rand van onder
voeding levende Javaanse bevolking bij
Bodjonegoro kwam hem goed van pas.
De Nederlandse kampleiding en de dok
toren werkten in nauw overleg. Zij had
den het voordeel dat de groep welis
waar veel verplaatst werd, maar
daarentegen intact bleef, zonder over
plaatsing en aanvulling van nieuwe krach
ten.
Een belangrijke beslissing was het instel
len van een 'kampbank'. ALLE door de
Japanners betaalde soldij, werd gestort
in een centrale 'bank'. De helft van de
inkomsten werd besteed voor inkoop -
via de Thaise bevolking - van eieren,
bananen e.d. voor de zieken. De andere
helft mochten de mannen voor zich zelf
besteden. Evenwel, de helft daarvan uit
sluitend voor artikelen ter aanvulling van
het rantsoen en de andere helft voor
genotmiddelen als suiker, tabak.
Bakkersgist, binnengesmokkeld, werd
gekweekt op een voedingsbodem van
waloe's en suiker; dit gaf als produkt
vitamines uit de B-groep (o.a. anti-beri
beri) en een ieder kreeg hiervan dage
lijks een kop vol.
De mannen werden tot vervelens toe
steeds weer geattendeerd op het gevaar
van infectieziekten en streng gecontro
leerd op het naleven van de hygiënische
voorschriften. (Men krijgt geen dysente
rie of cholera, men eet of drinkt het!).
Zo kon het voorkomen dat geen van
hen ooit cholera kreeg, terwijl soms
geallieerden in aangrenzende kampen
talloze slachtoffers aan deze ziekte ver
loren.
De spijkerploeg was voor de Japanners
van speciale waarde en zij moest effi
ciënt en snel werken. Maar extra rant
soenen kregen zij er niet voor. Zij kre
gen als alle andere groepen hun gewone
aandeel aan slaag en vernederingen.
Maar toch, de leiding van de officieren,
het medische inzicht van de doktoren,
de discipline die de mannen samen
opbrachten, het werd op indrukwekken
de wijze beloond. De spijkerploeg trok
werkend door Thailand, van Ban Pong -
d.i. ongeveer 80 km ten westen van
Bangkok - tot aan de Drie Pagoden pas
en verloor NIET EEN van zijn mensen,
de malaria, dysenterie, cholera, tropi
sche zweren en andere ziekten ten spijt!
Het is een illustratie dat onder de
benarde omstandigheden van de Japanse
bezetting 'Zelfhulp' en inventiviteit vaak
triomfeerden over ellende, ja, zelfs
levensreddend waren.
Helaas werkten veel groepen onder veel
slechtere omstandigheden die het vaak
wonnen van ons aller verweer. De tota
le tol die in doden werd betaald was
héél groot: ongeveer één op iedere
twee bielsen der Thailand-Burma
Spoorweg.
De heer G.Bras, was destijds reserve officier van
Gezondheid KNIL.De hierboven beschreven
feiten hoorde hij van de drie artsen die in het
artikel worden genoemd. Dokters Wolthuis en
De Monchy zijn nu overleden.
43