Brisbane calling
Rosella
Een gevoel van rijkdom
46
Aër Dingin was een klein koffie- en kina-onderneming in het
hooggebergte van Oost-Java. Vijfenzestig jaar geleden, in 1928,
ging de baas met Europees verlof en werd mijn man aangewe
zen hem voor acht maanden te vervangen.
Wij werden verwelkomd door de eerste employé en zijn
vrouw. Zij maakten ons wegwijs op de besaran, het 'grote
huis' en zij hadden een lekker etentje voor ons verzorgd. Als
'toe' een schuimige pudding met een frisse saus in een kleur
magenta zoals ik nooit eerder had gezien.
"Amerikaans zuur", zei de gastvrouw. "Het is een vezelplant,
ze staat in de groentetuin."
"En is Amerikaans zuur echt de naam?"
"Ik weet geen andere."
De stengels waren donkerrood, de bloemen geel en ze ston
den in bekertjes, eveneens rood. Heel lief.
"Dat zijn de schutblaadjes, daar maak ik de saus van."
Jaren later kreeg de plant bekendheid onder de naam Rosella.
Ik sloeg een paar boeken op voor de latijnse naam waar
mevrouw Van Dijken van Otterloo om vroeg. Die luidt:
Hibiscus sabdariffa var. altissima. En als nadere informatie:
'Rosella is de enige echte tropische vezelplant die snel in bete
kenis toeneemt als commercieel product'.
Sinds de plant in 1938 voor het eerst op grote schaal wordt
gekweekt trekt hij veel aandacht. De voornaamste gebieden
waar rosella wordt geproduceerd zijn: India, Bangladesh,
Thailand, Indonesië en Vietnam.
Lang geleden op Aër Dinging raakten we helemaal in de ban
van de prachtige natuur, het heerlijke klimaat en de sfeer van
rust en vredigheid. Wij kochten een stukje grond, grenzend
aan de onderneming en lieten er een huisje op bouwen. Daar
brachten we alle vakanties door.
De Jappen kwamen. Mijn man werd krijgsgevangen als land-
stormer tevens totok. Met de kinderen trok ik me terug in het
vakantiehuis. Alleen de afwezigheid van man/vader herinnerde
aan de verschrikkelijke oorlog. Over Aër Dingin heerste een
Japanner. Hij plantte rosella in het groot, kina had afgedaan.
Nishida deed geen vlieg kwaad...
PLANTERSVROUW
TOKO
N MK
TWEESPALT
Met ons zessen zijn we op bezoek bij Dolly en Eddy. Ik
word nogal gehoond en aangevallen vanwege mijn liefde
voor Australië. Ja, verdedig ik mij, in de 41 jaar, die ik hier
nu woon, is dit land mij lief geworden. Het feit, dat je niet
overal iemand tegen komt, dat er ruimte is om je heen en
vooral dat je je eigen leven kunt leiden, zonder al die nor
men van fatsoen, om dit hoort niet en dat hoort niet, want
dat is geen gewoonte. "Ja", zegt Kitty schamper, "vooral als
je jarig bent, dan ben je ook alleen, want iedereen woont
mijlen van je af."
"Weten jullie, dat Katrien terug komt!" zegt Dolly aflei
dend.
We worden allemaal even stil.
Katrien, tegen wie je geen goed woord over Australië kon
zeggen. Die alles op alles zette om terug te kunnen gaan en
daarvoor zelfs haar huwelijk riskeerde. In het begin, had ik
wel terug willen kruipen, bedenk ik me peinzend. Terug
naar Indië dat wondermooie land aan de horizon, dat hoe
langer hoe verder terugweek. Maar de kinderen leefden
hier vrolijk en gelukkig. Er was zoveel meer bewegingsvrij
heid. Dit stille werelddeel ontving ons in wijdheid en
schoonheid.
"Weet je, wat het is?" vraag ik de aandacht. "Het is overal
'timbang', waar ook ter wereld. Maar het ligt aan jezelf,
naar welke kant je de weegschaal laat overslaan. Je kunt dit
land haten of liefhebben. Het ligt aan jou om het plekje,
waar God je gezet heeft, tot heilige grond te maken. Daar
zijn we zelf verantwoordelijk voor, to let us make the most
of it!"
TILLY BREEMAN
door Jan F. Terpsma
Mijn vrouw heeft een voorraadbus, waar
vijf kilogram suiker in kan. Goed, dit is
op zichzelf geen opzienbarend feit, maar
voor mij wel de oorzaak van een telkens
terugkerende kick.
In de jongenskampen Ambarawa-8 en
Ambarawa-711, werd soms suiker ver
strekt. Er werd dan omgeroepen: "Om
uur wordt er C en C uitgedeeld". In dit
geval stond C en C voor calorieën en
coolhydraden. De Nederlandse spelling
hadden we dus niet goed onder de knie.
Meestal stond C en C overigens voor
"Connectie en Corruptie". Je stond dan
in de rij met je blikje en dan kreeg je uit
een jute zak van vijftig kilogram suiker,
één of twee eetlepels. Die vrat je
meteen op, want als je je rug keerde,
dan was het gejat.
Ik weet nog dat ik toen als twaalfjarig
jongetje dacht: "Stel je eens voor, dat je
zo'n hele zak voor jezelf had".
Nu ben ik bijna zestig jaar oud, heb een
lieve vrouw en drie lieve kinderen en
een redelijke VUT-uitkering. Toch krijg
ik nog steeds een groot gevoel van rijk
dom als ik de suikerpot bijvul uit die
voorraadbus met vijf kilo's suiker er in.
Zelfs toen ik eens veertien groene brief
jes van duizend gulden van de bank haal
de en die op de keukentafel naast elkaar
legde, om een auto te kopen, had ik niet
zo'n rijk gevoel, als wanneer ik zo maar
de suikerpot vul. In een winkeltje met
tropische produkten zag ik laatst zo'n
jute zak met vijftig kilogram suiker.
Familie, vrienden, etc. die toch nooit
weten, wat ze je moet geven (je hebt
toch alles al?) vraag ik, of ze me met z'n
allen voor m'n zestigste verjaardag, een
zak met vijftig kilogram suiker willen
geven.
In een rijtjeshuis is zulks niet op te slaan,
dat besef ik best wel. Maar ik wil er een
paar dagen van genieten en er in om
graaien, als Dagobert Duck in zijn schuur
vol geld. Daarna geef ik het op een paar
kilogram na, wel aan één of andere
instelling.