TOKO De kinderen van het weeshuis. Derde van links is Tino kanker veroorzaken, volgens de kabar angin in de dessa's. Toch kan men van enig succes spreken. Men heeft geschat dat er in Indonesië in 1990 zo'n 200 mil joen mensen zouden wonen; het zijn er 'slechts' 180 miljoen geworden. Ik pak een bemo en ga naar het wees huis van Pa van der Steur in Prigen. Op het erf stormen de kinderen op me af, klemmen zich aan me vast. Ik strompel moeizaam naar binnen. Tino, mijn lieve ling, op de arm. Het kind is geslachts loos, noch meisje, noch jongen, of eigen lijk heeft het juist beide geslachten. Straks als het wat ouder is, zal operatief ingegrepen worden. Men hoopt natuur lijk, dat het een meisje wordt. Tino is nu nog te jong, zes jaar, maar lijkt niet ouder dan vier. Wij zijn aan het sparen, niet alleen voor Tino, maar ook voor de meisjes-mandikamer, die maar niet af komt. Pieter G. Lutters, zelf een 'oud-Steurtje', heeft het weeshuis opgezet ter nage dachtenis aan Pa van der Steur. Er zijn momenteel 24 kinderen, waarvan 18 jongens, want meisjes breng je niet zo gauw naar een weeshuis. 'Rejeki' weet u wel. Een sateh-verkoper, die met me mee gelopen is, heeft zich geïnstalleerd en de kinderen gaan gehurkt er omheen zitten, "leder vijf stuks, meer krijgen jullie niet", maar de kinderen zijn al dik tevreden. Ook hier, geen vetpot. Nasi, tahu, tempé, schoolgeld, schooluniformpjes, verbouwingskosten en en en ga nog maar even door. Tino heeft geluk; in totaal zijn er - naar bekend - in geheel Indonesië drie 'Tino's'. Zeker is, dat Tino geholpen zal worden; het geld komt er, hoe dan ook! "Wil je koffie', vraagt Piet Lutters. We zitten op de bank en kijken over het dal en de bergen. We kletsen wat. Deze maand komt hij Rp. 300.000 te kort voor belanja. "Ik leen je de helft", zeg ik. Hij kijkt me een beetje verlegen lachend aan. Hij weet en ik weet, dat het hem onmogelijk is mij ooit terug te betalen. En zo bedelt Piet dan bij mij, dan bij anderen het geld bij elkaar. Hij zou wel 100 kinderen in zijn armen willen sluiten! TRETES, mei 1993 GODFRIED DE GROOT 47 Bu Tuti torst twee zware tassen met etenswaren. Ze is kennelijk naar de markt geweest om inkopen te doen. Toch vraag ik, als ze naderbij gekomen is: "Dari mana Bu?" "Dari pasar Tuan, belanja." Ze blijft even staan en vertelt de laatste nieuwtjes. Bij de buren zijn vijf kippen gestolen en de vrouw van Pak Senen ligt met een zware verkoudheid te bed. Ze lacht, maar haar ogen kijken triest, terwijl ze de helling afloopt naar haar huisje. Het tengere vrouwtje is van onbestem de leeftijd - zeker 50- ze weet het zelf niet. Soms, als we in onze bungalow veel gasten hebben, helpt ze in de keuken, want koken kan ze, Bu Tuti!! En dan, als de zon achter de bergkam men is verdwenen en het uur der demo nen aangebroken, vertelt ze van de zor gen die op haar frêle schouders drukken. Over haar dochter en negen zonen, haar man en vier kleinkinderen. Zestien monden moet ze voeden. De suomi van haar dochter is ziekelijk, haar eigen man verdient Rp. 130.000 per maand en geeft haar slechts Rp. 30.000. "De rest vergokt hij", zegt zij. Ik weet wel beter... 'betaalde vergetelheid in de armen van een Javaanse schone' denk ik woedend. Het gezin heeft o.a. 100 kilo beras per maand nodig: kosten Rp. 60.000. Op de een of andere manier scharrelt ze het geld bij elkaar en weet zelfs daarnaast nog tahu en tempé op tafel te toveren. Pech, als je zoveel zonen hebt; met dochters heb je 'rejeki'. Ze helpen in de huishouding en op 12/13-jarige leeftijd worden ze uitgehu welijkt aan de meest-biedende. Maar wat wilt u, de jaarhuur voor haar huisje- Rp. 200.000 - kun je zo maar niet uit je mouw schudden. Neen, dan de vrouwen op Bali. Die hebben een betere sociale positie. Maar... liever toch niet ruilen. Een Hindu-vrouwtje zonder kinderen moet later zwijnen hoeden in de hemel! Grote gezinnen het probleem in Indonesië. 'Dua cukup' (twee is genoeg). De slogan van Pak Harto (president Soeharto), maar door wie word je dan later verzorgd als je oud en misschien gebrekkig bent? Bovendien zou de pil

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 47