Tjimahi- le Afdeling Bergartillerie - 1934 EEN HERINNERING BIJ FOTO 'S 36 Onder stamboeknummer 21815 moest ik in mei 1934 mijn eerste dienstplicht vervullen. Uit mijn vergeelde fotoverza meling heb ik foto's van de oefening met Bofour kanonnen gevonden, die heel wat herinneringen opriepen. Wij hadden ranke rijpaarden en sterke Australische draag- en trekpaarden. De onder-officieren en officieren waren bereden en hadden veelal eigen rijpaar den. De stukken (kanonnen) moesten op heuvels en ook op berghellingen in stelling gebracht worden. Wanneer een kanon niet door twee of zelfs drie paar den voortgetrokken kon worden of wanneer de bergpaden te smal werden, kwam het commando: "Haaaalt! Af stijgen! (dat gold uiteraard voor de bereden commandanten). "Gereed maken om op te laden!" Het trekpaard werd dan van het lamoen (een twee- armige trekboom) afgehaakt. Op het commando "opladen" wisten de kanon niers en de paardenbegeleiders hun taken. De volgorde was, voor zover ik het mij herinner alsvolgt: Biede schilden, het kulas-stuk, de kern buis (de loop), de slede, de wieg, de affuit gelijk met de beide raderen, het staartstuk. Ook de verrichtingen, nadat de batterij in stelling was gebracht, hadden een volgorde: De richter nam plaats links en de stuks commandant rechts van het kanon. Een kanonnier stelde zich op aan het staart stuk. De richter zorgde, in samenwer king met evengenoemde, ervoor dat het kanon waterpas stond. De batterij-com mandant bepaalde de afstand en bij het indirect schieten ook de hulppunten, gaf het door aan de stukscommandant en deze gaf het weer door aan de richter. Daarna volgden de commando's: "Ge richt! Laden! Geladen! Batterij vuur! Na elk schot moest de richter ervoor zorgen dat het kanon weer waterpas stond. We werden ook geoefend in direct schieten; dus op bewegende doe len. Het afzwaaien werd afgesloten met een vierdaagse oefening. Kapitein Soeria Santoso, de batterij-commandant, nam meestal de zware terreinen van Tjirandjang en Tjililin. De draag- en trekpaarden moesten dagelijks in beweging gehouden worden met uitzondering van zaterdag en zon dag. Van de Javaanse beroepsmilitairen (geleiders) leerden wij hoe we met de paarden moesten omgaan. De verzor ging van de beesten, het opzetten van de draagbokken. Bij paarden die op 'dieët' waren, hing een bord waarop stond welk voer het paard moest hebben. Paarden met opgelopen letsels en zieke paarden moesten op ziekenrapport. Er werd veel gelopen met de paarden. Richting Tjimindi, richting Tjisarua, rich ting Padalarang en ook richting Goe- noeng Bohong. Bij de laatste moesten de paarden de nagemaakte Bofours trekken naar de heuveltop. Eens in de week, ik dacht op donderdag, moesten de paar den worden gebaad. Dat begon na het ontbijt om negen uur 's ochtends en rond 12 uur waren wij klaar. Voor dat karwei waren wij gekleed in een korte blauwe broek en een flanellen borstrok (onderkleding). In Tjimahi was het 's morgens aardig koud en het koude water deerde de paarden niet, maar ons wel. Wij liepen op houten klompen (bakiyak). De paarden werden daarna in het zonnetje gezet om te drogen en velen van ons gingen dan stiekem naar de nabije vrouwenloods. Voor vijf cent kon je nasi petjel compleet met dideh en rempeyek krijgen. In die tijd was het leven in dienst in Tjimahi goedkoop: I portie bami kuwah plus I pangsit goreng voor 10 cent aan de kawat; skotteng met 2 gemalen beschuiten voor 2 1/2 cent. Men betaalde 25 cent in de week voor de was en onderhoud van de laar zen aan Amat (de 'koelie'). Deze ging zelfs met meerdaagse oefeningen mee, doch voor 30 cent, omdat hij ook het eten moest halen. Voor het onderhoud van je eigen vuurwapen (karabijn) betaalde ik 20 cent per keer aan een mede-milicien; een extra geld boven zijn weinige soldij kon hij best gebruiken. In het dagverblijf, dat werd beheerd door een Javaanse soldaat le klasse (spandrie) kostte een portie nasi sajoer met tempeh goreng en een stukje empal slechts 5 cent. 's Middags werden de paarden gebor steld en gekamd. Dat heette 'toilet opmaken'. Vooral de eerste twee maanden kregen wij veel exercitie (soldatenschool); sei nen met de vlag en de seinlamp volgens het morse-alfabet. De seiner stond op De jongens die tot dienst plichtig onderofficier wer den opgeleid. Achter: Breton van Grol (Nono genoemd); wacht meester le klasse Gerrits (instructeur van de kader opleiding); wachtmeester le klas Dolkens (onze instructeur); van Noort en Hicks. Voor: Nowach (later violist bij the Hawaiian Syncopaters) Mulder, Van der Pluym en Steginga.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 36