Pak Oentoeng In de dessa Ramboedjadi, daar waar de tekoekoer vele malen daags zijn gelukzang Het horen, en de rizophoren elkaar plagend iets toefluisterden, woonde een arme visser die getrouwd was met een heel domme vrouw, Soepiah geheten. De dessabewoners van Ramboedjadi spotten vaak met de vissersvrouw. Maar haar goedmoedige man vergoelijkte haar immer en zei dan met een zachte lach: "Dit is nu eenmaal mijn Oentoeng". Om deze reden kreeg hij daarom de naam Pak Oentoeng. In de naburige dessa verder het land in woonde zijn broer Bedjo. Toen de oogsten voordelig waren en de tijd voor de slamatans waren aangebro ken werden Pak Oentoeng en Soepiah bij hun familieleden uitgenodigd, om de goden te danken voor hun gunsten die zij de dessabewoners hadden geschon ken. De tonen van de gamalan klonken elke dag, en vaak tot diep in de nacht om van vreugde te getuigen. Overal stegen de heerlijkste geuren van de heerlijkste gerechten op. Zo ook bij Pak Bedjo. De vrouw van Pak Bedjo stond heinde en ver bekend om haar kookkunst. Pak Oentoeng en Soepiah lieten zich de gerechten heerlijk smaken. Toen zij van het feestmaal thuis kwamen zei Pak Oentoeng tot zijn vrouw: "Zie je Soepiah, zo zou ik wensen dat jij ook kon koken. Dat moet toch niet zo moei lijk zijn, vind je ook niet De vrouw van Bedjo wil het vast jou wel leren. Vooral de sambal goreng was lekkerder dan ik ooit ergens heb gegeten. Zou jij dat niet kunnen maken Soepiah die in haar domheid niet wilde bekennen dat ze daar niet toe in staat was zei: "Natuurlijk kan ik dat. Wat Mbok Ajoe (zuster) kan, zal mij stellig ook wel lukken." "Ga voor alle zeker heid toch maar naar haar toe, en vraag haar welke specerijen en kruiden dat gerecht zo volmaakt hebben doen sma ken", zei Pak Oentoeng. Met tegenzin ging Soepiah de volgende dag naar haar schoonzuster. Daar hoor de ze dat de heerlijke sambal goreng gemaakt was van kikil (=ossepoot). "Vergeet het dus niet Soepiah, sambal goreng kikil was het", zei Mbok Bedjo nogmaals toen Soepiah wegging. Soepiah was innerlijk zeer gebelgd dat haar schoonzuster haar onkunde met de kookkunst zo benadrukt had. In haar boosheid mopperde ze: "Wat verbeeldt ze zich wel! Zou ik geen sambal goreng krikil (grind) kunnen maken!" "Wacht maar, ik zal eens tonen hoe goed ik het kan. Oentoeng zal niet weten wat hij proeft." Zodra ze haar bilik-hut had betreden, en alles voor de smulpartij had klaargezet, verzamelde ze al neuriënd vele kiezel steentjes. Hoe groot haar houtvuurtje ook was, en hoe hard ze ook kipaste, de steentjes werden niet zacht. Toen Pak Oentoeng thuis kwam van de visvangst vond hij Soepiah nog steeds gehurkt voor het vuur. "Is het eten nog niet klaar?" "Neen man, die krikil wil maar niet gaar worden, ook al heeft Mbok Ajoe gezegd dat dit toch eerst moest gebeuren." "Ach Soepiah", zei Pak Oentoeng hoofd schuddend, "Hoe kun je nu krikil zacht en gaar koken. Schei er maar mee uit." Mbok Ajoe heeft misschien kikil gezegd, en jij maakte er krikil van. Allah, dat is weer mijn oentoeng. Krijg ik vandaag geen lekkere sambal goreng te eten waar ik zo op gevlast heb, maar moet ik het doen met de vis die ik gevangen heb. Daar Oentoeng een tevreden ziel was, at hij even later van de zelf gevangen en gebakken vis. In zijn fatalisme was Soepiah een vrouw die hij wel verdragen moest, zoals ze hem was gegeven. Op zekere dag ving hij tot zijn grote ver bazing een paar prachtige grote kreeften. Hij bracht ze gauw even thuis en zei tot zijn vrouw: "Soepiah, breng deze kreef ten naar Mbok Ajoe en vraag haar deze voor ons klaar te maken." "Maar man, dat kan ik toch zelf. Ik heb toch gezien welke boemboes ze er voor gebruikte, en hoe ze het klaarmaakte." "Goed vrouw, maak jij het dan maar klaar, dan ga ik nog even met mijn prauw de zee op. Ik ga niet ver uit de kust, want ik verheug me nu al op dat heerlij ke maal." Na deze woorden vertrok Pak Oentoeng met zijn net over zijn schou der. Zodra Soepiah alléén was zocht zij de benodigde kruiden bijeen en bereidde het gerecht. Alléén de kreeften moesten er nu nog bij. Ze had goed gezien bij haar schoonzuster dat er op elke kreeft wat boemboe werd gelegd, maar had over het hoofd gezien dat de kreeften eerst gekookt waren. Toen ze de kepi- tings (kreeften) had los gemaakt en er wat kruiden op wilde doen, wilde de eerste kreeft al direct weglopen. "Beweeg toch niet stom dier!" Het gelukte haar met veel moeite één kreeft een lepel gebakken kruiden op zijn rug te leggen. Tot haar stomme verbazing maakte de kreeft zich snel uit de voeten, en zo volgden ook de andere kreeften. Toen Soepiah ze na keek, zag ze de die ren netjes achter elkaar lopen in de rich ting van de zee. "Oh, wat een pientere kepitings", lachte ze. "Ze lopen zeker naar Pak Oentoeng en kan hij ze lekker oppeuzelen." Na een uurtje kwam de visser thuis en informeerde verlangend naar zijn lieve lingsgerecht. "Waar zijn de kreeften Soepiah, je hebt ze toch zeker al klaar! Maak wat voort vrouw ik heb reuze honger." "Maar man heb je ze dan nog niet opge geten, ze zijn jou toch al tegemoet gegaan!" "Ik begrijp jou niet zo goed vrouw, wat bedoel je nu toch? Hoe kunnen kreeften naar mij toe gaan, als jij ze eerst hele maal bereid hebt "Toch is het echt zo, ik heb op elke kreeft wat boemboe gelegd en ze zijn in jouw richting verdwenen." "Oh Soepiah, Allah heeft mij jou gege ven, Allah zij geprezen!" "Leefden de kreeften dus nog, heb je ze niet zien komen?" informeerde Soepiah. "Och och, het is natuurlijk weer mijn oentoeng dat de kreeften mij tegemoet liepen. Ik herinner mij de optocht, maar ik dacht dat het grobaks waren met sui kerriet", zei Oentoeng met wrange vro lijkheid. Op een andere dag ving Oentoeng een grote wèloet (soort paling). "Dat wordt een lekker hapje vandaag, vrouw", zei hij toen hij ermee thuis kwam. "Maak jij die nu eens lekker klaar, dan zullen wij er vanavond van smullen", zei hij over dit unieke buitenkansje. Soepiah die niet voor haar onkunde wilde uitkomen bedacht een list. Zoals vaak dommen, de wijzen te slim af den ken te zijn. "Dat gaat zomaar niet, ik heb de juiste kruiden niet in huis, die moet ik eerst op de passar halen. Ga jij maar naar zee, en als je vanavond thuis komt is de weloet net zo lekker als jij hem hebben wilt." Pak Oentoeng nam zijn net weer op zijn schouders en dacht niet aan een misluk king. Zodra de visser weg was, nam Soepiah de weloet mee naar de hoek van de keuken. Ze nam de kwali (aarden pot) en probeerde de paling daar in te krijgen. Daar het dier echter hevig tegenspartelde lukte het haar niet. Tenslotte zette zij de pot omgekeerd 24

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 24