Gedachten rond de
Poncke Princen
Affaire
in het rumoer betreffende de aanvraag
van een Nederlands visum door Poncke
Princen wil ik mijn visie hieromtrent
geven.
Er is maar één weg voor de genoemde
Princen begaanbaar om zijn doel te
bereiken. En dat is volmondig te erken
nen, dat hij een verschrikkelijke daad
heeft gepleegd door als dienstplichtige
naar de vijand over te lopen en zijn spijt
daarover te betuigen.
Gaarne knoop ik hieraan een beschou
wing vast over de Nederlands-Indone
sische betrekkingen. Het is de moeite
waard zich af te vragen wat er gebeurd
zou zijn wanneer de Nederlandse rege
ring in 1945 besloten had, zonder voor
behoud, in overleg te treden met de uit
geroepen Republiek Indonesië. Naar
mijn mening zou het uiteindelijke resul
taat zijn geweest, dat binnen de kortste
keren de Republiek Indonesië zich poli
tiek volkomen onafhankelijk had ver
klaard, ondanks de pogingen van Neder
landse kant toch nog een zeker politiek
verband te behouden. Wel had de mo
gelijkheid wellicht bestaan, dat er mede
onder onze invloed, tegemoet was geko
men aan een ware uitvoering van de
Pantja Silah, te weten een echt democra
tisch bestel, in plaats van de militaire dic
tatuur. Ook zouden er mogelijk gunstige
economische contacten uit zijn voortge
vloeid. Voorts zouden de negatieve
effecten van de politionele acties op de
verstandhouding tussen Indonesiërs en
Nederlanders zich niet hebben voorge
daan.
Thans een beschouwing over de eind
1945 ingezette dienstplichtigen naar het
voormalige Nederlands-lndië.
Voor het bereiken van het uiteindelijke
hoofddoel, het uitschakelen van de uitge
roepen Republiek Indonesië en het her
stel van het Nederlands gezag heeft dit
middel gefaald. Voor het belangrijke
nevendoel, het herstel van orde en rust
en de beveiliging van de ontredderde
Nederlandse samenleving hebben deze
troepen een uiterst belangrijke rol
gespeeld.
Wanneer gesproken wordt over de
ellende die Nederlandse krijgsgevange
nen en geïnterneerden tijdens de Japanse
overweldiging van 1942 tot 1945 hebben
ondergaan, dan komt bij mij altijd de vol
gende gedachte boven. Wij, Nederlandse
ingezetenen van het voormalige
Nederlands-lndië hebben indertijd onze
bestemming in de tropen zelf gekozen,
maar de Hollandse dienstplichtigen wer
den door de Nederlandse regering, na
hun beproevingen tijdens de Duitse
bezetting, uitgezonden voor een, achter
af bekeken, verloren zaak wat betreft
het uiteindelijke hoofddoel, namelijk de
uitschakeling van de Republiek Indonesië,
met alle risico's daaraan verbonden.
Uit dit alles volgt, dat de Nederlandse
samenleving in het voormalige Neder
lands-lndië veel dank verschuldigd is aan
de Britse militairen en de uitgezonden
Nederlandse vrijwilligers en dienstplich
tigen, die met een grote inzet alles heb
ben gedaan om de narigheden van de
Bersiap-periode op te vangen en, indien
mogelijk, af te wenden.
Wanneer ik mij nu afvraag welke politie
ke gebeurtenissen mij, in mijn belangrijk
ste loopbaan, namelijk als officier van
gezondheid bij het KNIL, het meest ge
troffen hebben, dan zijn dat het uitbre
ken van de oorlog met Japan en het falen
van de Nederlandse en Nederlands-Indi
sche regeringen, de drang naar zelfstan
digheid en onafhankelijkheid van de Indo
nesiërs op de juiste waarde te schatten.
De in het begin van deze eeuw ingezette
ontvoogdingspolitiek is niet van harte
betracht, met als laatste struikelblok het
verwerpen van de petitie-Soetardjo in
1936, zowel op advies van de Raad van
Indië door de Gouverneur-Generaal als
door de Nederlandse regering. Toen
direct na de Japanse capitulatie de
Republiek Indonesië werd uitgeroepen
heeft de Nederlandse regering de teke
nen des tijds onvoldoende onderkend.
Men denke aan de onafhankelijkheids
acties der Brits-Indiërs, de Amerikaanse
toezeggingen voor de onafhankelijkheid
van de Filippijnen en het Atlantic
Charter van Roosevelt en Churchill in
1941, waarbij verklaard werd, dat elk volk
Pangeran Ario Achmad Djajadiningrat,
een der eerste Indonesische leden van
de Raad van Indië
zijn eigen regering mocht kiezen.
Eén voorval uit het prille begin van mijn
Indische loopbaan is mij altijd bijgeble
ven. Op 31 augustus 1928 heb ik als jong
officier van gezondheid het openbaar
gehoor in het paleis van de Gouverneur-
Generaal ter gelegenheid van de verjaar
dag van Koningin Wilhelmina, mogen bij
wonen. Ik stond achter in de rij van de
bezoekers in de grote ontvangstzaal, in
afwachting van de komst van de leden
van de Raad van Indië, waarna de
Gouverneur-Generaal op zijn zetel zou
plaatsnemen. Onder de binnentredende
leden van de Raad van Indië trof mij in
het bijzonder de persoonlijkheid van
Raden Adipati Ario Achmad Djajadi
ningrat. Zelden heeft een persoon in
verschijning en gedrag zo'n diepe indruk
op mij gemaakt. Hij liep niet, maar hij
schreed op een uiterst waardige manier
in de stoet mee, in een indrukwekkend
ambtsgewaad. Op en top een edelman!
In mijn jeugd ben ik opgevoed in de
geest van eerbied voor gezagsdragers.
Maar door de ervaring van het Neder
landse politieke beleid na de Japanse
capitulatie heeft deze eerbied wel aan
diepte ingeboet. Daarvoor is in de plaats
gekomen een meer kritische beoordeling
van leidinggevende instanties.
Dr. W. Mooij
27