in Volkenkundig Museum Nusantara Delft
Borneo, het vergeten eiland, geeft
zijn lang bewaarde geheimen
slechts noodgedwongen prijs, nu
het de laatste tientallen jaren op
pijnlijke wijze in de schijnwerpers
van de wereldpers verschijnt, als
slachtoffer van de nietsontziende
vernielzucht van gewetenloze bui
tenlandse houtkapgiganten
Regelmatig houden alarmerende
publikaties van het
Wereldnatuurfonds en acties van
milieu-organisaties voor het
behoud van het tropisch regen
woud ons hiervan op de hoogte.
36
Twee
geestenmaskers:
hudok. Bahau
BORNEO
Intussen schrijdt de kaalslag rustig voort.
Grote delen van het reusachtige eiland
zijn reeds volkomen ontbost, met als
gevolg een onherstelbare verstoring van
het natuurlijke evenwicht tussen de oor
spronkelijke bevolking en de hen omrin
gende fauna en flora. Alsof dit nog niet
genoeg is, worden ook de zeeën rond
om leeggevist. Dit alles geschiedt door
meedogenloze, machtige multinationals
en het ontbreken van een wereldpoli
tiek, die dit continue vernietigingsproces
een halt kan toeroepen. Laat staan de
twee nationale regeringen, die het gezag
uitoefenen over dit grootste en kwets
baarste eiland in de eens zo groene gor-
door René Wassing
del van smaragd. Enerzijds is dat
Indonesië, dat het grootste deel van het
eiland bezit: Kalimantan. Anderzijds
Maleisië, dat Serawak in het noordwes
ten en Sabah in het noorden tot zijn
gebied rekent. Met daar tussenin het
onafhankelijke sultanaat Brunei
Darussalam. Hier leeft de naam Borneo
als staatkundige term niet meer. Die
stamt uit een koloniaal verleden, waar
men geen boodschap aan heeft. Gelukkig
doet deze naam in wetenschappelijk
opzicht nog steeds uitstekend dienst als
geografische en volkenkundige aandui
ding, wanneer het zaken betreft, die het
gehele eiland aangaan. En dat nu is hier
in Museum Nusantara in Delft het geval.
Van oudsher worden de oorspronkelijke
bewoners van Borneo met de term
Dayak aangeduid. Dit suggereert een
eenheid, die er in vele opzichten ook is,
al moet men goed beseffen, dat onder
deze algemene benaming tientallen stam
men schuilgaan, ieder met een eigen taal,
cultureel erfgoed en leefgebied. De
meest bekende zijn: Iban, Melanau,
Melawi, Maloh, Bidayuh, Ot Danum,
Kahayan, Ngayu, Kenyah, Kayan, Kelabit,
Murut, Bahau, Bisaya, Dusun. In het alge
meen wonen zij nog in groepsverband
bijeen in nederzettingen van één of
enkele zeer lange familiehuizen op palen,
die zich in hun volle lengte langs de
oevers aan de bovenloop der rivieren
uitstrekken. Hun voornaamste middel
van bestaan is de droge rijstbouw (lad-
angbouw) en hoewel velen tot christen
dom of islam zijn bekeerd - en daarmee
het koppensnellen hebben afgezworen -
leeft de voorouderlijke adat nog zeer
sterk. Behalve de Dayak wonen diep in
het onherbergzame bergland verspreid,
ook nog de Punan, de oerbevolking van
Borneo. Temidden van het veilige regen
woud leiden zij in kleine groepjes een
zwervend bestaan, waar zij voor hun
levensonderhoud grotendeels afhankelijk
zijn van wat het rijke oerwoud hen
schenkt. Daar, waar zij op goede voet
staan met naburige Dayak-dorpen, ruilen
zij hun verzamelde bosprodukten in
tegen de nodige toko-artikelen, die ook
voor hen onontbeerlijk zijn geworden.
Zij zijn bij uitstek kenners van kruiden
en geneeskrachtige plantensoorten
waarvan het voortbestaan, zoals wij
inmiddels allen weten, essentieel is voor
de ontwikkeling van de moderne genees
middelenindustrie. Met het verdwijnen
van het tropische oerwoud zal deze ken
nis onherroepelijk verloren gaan. In vele
opzichten zijn de Punan te vergelijken
met de Amazone-Indianen van Brazilië,
die immers ook als opgejaagd wild in hun
bestaansrecht worden bedreigd. Maar er
wonen ook nog andere volken op
Borneo. Sinds mensenheugenis zijn
Maleiers naar deze streken uitgezwermd,
waar zij langs de kusten en aan de rivier
mondingen dorpen en steden stichtten.
Hier vestigden zich ook Chinezen,
Javanen, Buginezen, Arabieren, enz.
Overblijfselen uit de 7e eeuw duiden
hier en daar op hindoeïstische invloed. In
de 14e eeuw kwamen grote delen van