ingang van de tentoonstelling. Hij werd in 1991 door het museum aangekocht met steun van de Stichting Nusantara. Ook de gesnelde schedels ont breken niet. Zwaar berookt en met rotan omwikkeld, of fraai versierd en gepatineerd. Met nadruk moet gesteld worden, dat ook deze schedels, net als alle andere voorwerpen, deel uitma ken van het dagelijks leven, en daarom hier in hun functionele verband worden getoond. Van zucht naar sensatie of exotisme is hier dus geen sprake. Er zijn nog zoveel andere inte ressante dingen op de tentoon stelling te ontdekken, dat de onbevangen bezoeker, die maar vaag van Borneo heeft gehoord, onwillekeurig in de ban komt van die andere onbekende wereld, die hier voor hem opengaat. Doordat de voorwerpen zelf hun verhaal vertellen, ontsluieren zij voor de goede verstaander op subtiele wijze de geheimen, die Borneo zo lang heeft weten te bewaren. Verzamelaars en kunstliefhebbers zullen heel anders reageren. Uit ervaring stevenen zij zonder aarzelen op die objecten af, die hun kunstge voel raken. In gedachten zien zij de rode stippen al verschijnen op de unieke exemplaren, die zij voor hun privécol- lectie zouden willen bestemmen. Maar misschien zullen vakge noten uit de culturele antropologie nog het meest van deze ten toonstelling genieten. Voor hen vormen de veelsoortige voorwerpen evenzovele prenten uit een denk beeldig pla tenboek, als illustratie van de cul tuur-histori sche samen hang, die er na zovele eeuwen van verandering nog stëeds Iban is aan te wij- Zwaard: mandau, met schede en bijbehorend mesje. Baram district. Serawak zen tussen al die oud-Indonesische vol ken met uitlopers naar Vietnam en de Filippijnen toe. Inderdaad, Inheemse Volken, die hun etnische identiteit tegen alle druk in niet zomaar zullen prijsge ven, zoals de geschiedenis heeft geleerd. De unieke kans om dit alles zelf te gaan zien mag men niet missen. Als de ten toonstelling eind januari 1994 definitief wordt ontbonden gaan de voorwerpen onherroepelijk terug naar de eigenaar in België en dan verdwijnen ze voorgoed uit ons gezichtsveld. Wat overblijft is een geïllustreerde catalogus, die zoals wel meer gebeurt, als certificaat van echtheid zal dienen tot vermeerdering van de handelswaarde der afgebeelde voorwerpen. (Wie sprak daar over ethi sche bezwaren?). Overigens duurt het nog even voor de catalogus verschijnt. En toch blijft het jammer dat het muse um, als gevolg van gebrek aan werkelijke interesse bij het gemeentebestuur, nooit zelf een verzamelreis heeft kunnen uit rusten, onder leiding van een gekwalifi ceerde conservator culturele antropolo gie. Niet alleen zou het museumbezit daarmee belangrijk verrijkt zijn, maar ook het museum als voorlichtingsinsti tuut voor de Indonesische culturen zou daarmee gebaat zijn. Een gemiste kans? de Kenyah uitblinken, uit zich in een uit bundige overdaad aan sierlijke arabes ken, waarin mensfiguren en mythologi sche wezens te herkennen zijn. Dit kralenwerk siert de achterkant van de baby-draagwiegjes: bak. Het wordt ook aangebracht op rokjes, mouwloze jasjes, grote puntvormige of platte zonnehoe den en hoofdbanden. Een reuzenvitrine is gewijd aan de voorname ikatdoeken: pua kumba, van de Iban. Stemmig rood van kleur met een keur aan naturel uit gespaarde ikatmotieven van gestileerde, hoekige mens- en slangenfiguren. Dan zijn er de fraaie mandau's of koppen- snellerszwaarden met hun haakvormige, hertshoornen gevesten waarin op miniti- euze wijze ingewikkelde krulmotieven zijn uitgesneden, versierd met toefjes haar in rood-wit-zwart. Her en der ver spreid staan de paalvormige houten beelden of hampatong opgesteld. Ze stonden aan de ingang van het dorp, waar zij met hun monsterlijk uiterlijk kwade machten moesten weren. Verder ziet men maar liefst zeven kenyalang: grote ajour uitgesneden houten neus hoornvogels, die boven de lange snavel zijn voorzien van een forse spiraalvormi ge krul. Deze kleurige gevaarten vorm den vroeger het middelpunt van een dankfeest voor een goede rijstoogst. Er zijn zelfs drie houten knekelhuizen of sandung te zien. Ze staan op palen en hebben een dak in de vorm van een zie- leboot, compleet met sierlijk uitgesne den voor- en achtersteven. De kleinere, vierde sandung staat beneden bij de Klein model neushoornvogel: kenyalan. 38

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 38