EEN BRIEF EN EEN BEKENTENIS door J.A. Stolk, huisarts Ziek zijn en beter worden of liever ziek te en gezondheid zijn zeker de helft van mijn leven mijn métier geweest. En dan toch vrij onverwachts bevind ik mij aan de andere zijde van het bureau, zoals ik dat voor mijzelf heb verwoord. Of anders gezegd de dokter is patiënt geworden. Wat is mij overkomen? Een spierziekte met als gevolg een spierdys trofie. Dit laatste wil zoveel zeggen dat je spieren het niet alleen laten afweten, maar ze verdwijnen ook, in het medi sche jargon spreken we dan van een atrofie. De spieren verbindweefselen of vervetten zodat functies van alledag, die door je spieren worden gedaan, niet meer kunnen worden uitgevoerd. Dragen en tillen, een lade opentrekken, de trap oplopen, dat gaat allemaal niet meer. Het lopen gaat steeds slechter en soms vormt een stoep een onoverko melijke hindernis. Spierziekten heb ik nu gemerkt, behoren tot de 'witte vlekken' in de geneeskun de. Er moet nog van alles gebeuren. Onderzoek naar oorzaak, gevolgen en therapie, daar wordt nu een begin mee gemaakt, maar veel is het niet en er is nog steeds weinig over spierziekten bekend. Maar nogmaals er is een begin en dat stemt hoopvol. Spierziekten zijn 'zeldzaam', waarmee ik wil zeggen dat het aantal patiënten, dat een spierziekte heeft, relatief klein is. Spierziekten wor den in twee grote hoofdstukken ver deeld. De zogenaamde neuromusculaire vorm en de musculaire. In het eerste geval functioneren de spieren niet omdat de zenuwen, die de spieren de impuls geven om arbeid te verrichten, het laten afweten. Bij de tweede vorm is de spier ziek en kan daarom het werk niet meer doen. In het algemeen kan men zoals bij alle soorten of vormen van ziekte ook bij de spierziekte ernstige en minder ernstige, progressief en mild ver lopende onderscheiden. Ook zijn er erfelijk verkregen spierziekten en spier ziekten, die veroorzaakt worden door een infectie of een bijprodukt zijn van een andere ziekte. Mijn ziekte heeft een soort hutspot naam, Inclusion Body Myositis, afgekort wordt dit tot IBM. De ziekte behoort tot de langzaam progressieve vorm en ik moet daar al een hele tijd mee hebben rondgelopen. Toen de ziekte werd gediagnostiseerd, bleek ik in een vrij ver gevorderd stadium te zijn en dus ben ik nu aangewezen op rolstoel, hulp van huisgenoten en vrienden en moet het huis verbouwd worden. Het sanitair moet worden aangepast en er komt een traplift. Verhogingen, die glooiend moe ten verlopen naar voor- en achtertuin en nog zo'n aantal zaken. Betoel, betoel zit ik nu aan de andere kant van het bureau. Ondanks signalen zoals plotseling vallen en slecht lopen en nog slechter de trap opkomen, kwam alles toch nog onver wacht. De ziekte was er al, gebeurtenis sen kwamen als een waarschuwing en toch word je er door overvallen. Ergens heeft het mij doen denken aan een ver haal dat mijn moeder mij lang geleden vertelde. Tijdens het mondelinge deel van het eindexamen Frans, vroeg ze haar klasgenoot John Oei, die het exa men al gedaan had, hoe hij het er van had afgebracht. "Soedah, ik weet niet", klonk het wat aarzelend. "Je wordt geroepen om in de kamer van de examinatoren te komen en dan belon ketok di bilang entrez!" "Belon masoek, ada njonjah en ze zegt essayez-vous." "Belon doedoek, di mintah qu'avez- voushi?". De brave Oei wist dat zoiets ongeveer zo zou toegaan en tevoren had je je lesje geleerd en alles gebeurt dan toch anders en niet zoals gedacht en verwacht. Ik heb deze sterk persoonlijk getinte inleiding nodig om te vertellen, dat ik dit schrijf in het vissersdorp Sanxenxo in de provincie Galicië in Noord-Spanje. Warmte doet mijn spieren goed en na al die regenachtige weken in Holland ben ik eindelijk ingegaan op een aanbod van oud-patiënten van mij - een jaar of twee geleden vroegen zij mij reeds - om in dit zalige klimaat een aantal weken door te brengen. Sanxenxo als vissersdorp ligt uiteraard aan zee. Een kleine 50 meter van het grote appartement, dat ik prinsheerlijk in mijn eentje bewoon, ligt het strand. Kilometers wit zandstrand, grillig verlo pend door de vele baaien en inhammen van een superschone zee. De Spanjaarden komen hier als toerist, bui tenlanders nauwelijks. Alles wordt voor mij gedaan door deze vriendelijke en zorgzame mensen en in de rolstoel laat ik mij rijden naar strand en langs de boulevard en naar de vele, vele visres taurants. In die restaurants heb ik zulke lekkernijen leren eten als cipitos en navajas en salpicon de marisco en empa- nada en dat spoel je dan weg met gekoelde witte wijn van deze streek, de 'vino verde', de groene wijn Ribeiro. Het Spaans-Nederlandse echtpaar, dat nu al enige jaren hier woont en mij heb ben uitgenodigd, houden een oogje in het zeil en vertellen vrienden van hen: "Je kan wel zien dat hij de Soesoehoenan van Djokja is". Dat slaat natuurlijk nergens op, maar ik laat het mij graag aanleunen. Galicië is een van de arme provincies van Spanje, maar met een rijk historisch verleden. De beruchte kaap Finistere kent iedereen. Nog jaarlijks verdrinken daar zo'n tien vissers en er vinden dan ook vele processies plaats om de man nen te behoeden voor onheil. Door Nuestra Senora Carmen, de patrones van dit dorp en de vissers, wordt maan delijks naar zee gevaren en weer terug en daar komt veel vuurwerk bij te pas en veel muziek. Daarom blijven de bars, restaurants en disco's tot vijf uur in de ochtend open. Gelovige en ook heel vriendelijk en vrolijke mensen. La Coruna ligt in het Noorden. Van deze plaats voer de Armada uit om de Engelsen een lesje te leren, maar dat pakte dus verkeerd uit. Zo'n 60 km zuidelijk van Coruna ligt Santiago de Compostella, een bekende bedevaartplaats, waar jaarlijks miljoenen mensen op pelgrimage uit alle landen van de wereld heen gaan. In dit heilige jaar 1993 zouden er tot nu toe zo'n 50 miljoen pelgrims in Santiago zijn geweest. Wat mij in die bedevaartplaats is opgevallen zijn de tientallen kleine res taurantjes in de straten en steegjes rond de kathedraal. Met alle geweld wilde ik in mijn eentje op reis. Die ervaring wilde ik hebben. In een rolstoel en met het vliegtuig naar een ver land. Ik moet zeggen dat die somber en soms paniekerig kijkende oude heer, ik dus, niet anders dan vrien delijke en hulpvaardige mensen is tegen gekomen. Echtgenote en dochters heb ben mij, wanneer ik twijfelde om dit 'avontuur' te ondernemen, altijd aange- 40

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 40