roepen voor de militaire
dienst-KNIL in het
Militaire Hospitaal te
Magelang. Vervolgens
terug naar Selawangi,
om eind 1941 weer
opgeroepen te worden
voor militaire dienst
plicht te Tjimahi, waarna
in maart 1942 Java werd
veroverd door Japan en
hij als KNIL-militair
werd geïnterneerd. Na
periodes in Tjilatjap,
Tjimahi, Batavia, Djambi
tenslotte naar Singapore;
Changi-jail gedurende
vier maanden tot de
bevrijding op 18 augus
tus 1945.
Na op Java te zijn terug
gekeerd werd Aarnoud,
die niet getrouwd was,
ingedeeld bij Bataljon IV,
onder Majoor Scholten.
Dit bataljon werd na enige
maanden overgeplaatst naar Medan op
Sumatra's Oostkust, en beleefde aldaar
de Politionele Acties, met alle gevolgen
van dien gedurende ongeveer anderhalf
jaar.
Begin 1948 was Aarnoud zo ingestort na
zeven jaren oorlog, dat hij voor 10
maanden naar zijn ouders in Nederland
werd gestuurd om op te knappen, die
nu in Voorburg woonden. Hij werd in
Nijmegen gedemobiliseerd, waarna hij
als burger eind 1948 weer naar Java
vertrok om zijn plantersberoep bij de
Michiels-Arnoldlanden weer te vervul
len. De theeonderneming Tinggaradjaja
bleek bij zijn terugkomst totaal opgebla
zen. Alle bezittingen en huizen waren
geheel verwoest.
Aangezien zijn foto's werden ontwikkeld
en afgedrukt door de bekende fotostu
dio van Tilly Weissenborn in Garut, is
een groot gedeelte van zijn collectie
gelukkig bewaard gebleven.
Moeizaam kwam het vervaardigen van
thee weer op gang, dit keer de zoge
naamde, niet geschikt voor de buiten
landse markt, groene thee. Aldaar was
de omgeving heel erg onveilig geworden
en weer moest hij verhuizen vanuit de
bergen naar de Tjileungsi-rubberonder-
neming in Kalappanunggal. Vele aanvallen
van de gerombolans waren er te verdu
ren, zowel in de bergen als op
Kalappanunggal. Dit duurde voor hem
tot eind 1952.
Begin 1953 tijdens verlof te Bandung
ontmoette Aarnoud zijn vroegere colle-
1959. Ploegende karbouwen op een sawah grenzende aan
ga van de Michiels-Arnoldlanden van
Koesveldt, die hem overhaalde om te
solliciteren bij de Engelse Maatschappij
Pamanukan Tjiasemlanden (P&T
Lands) te Subang, waar hijzelf ook reeds
werkte. Dit was Aarnoud's geluk en hij
werd prompt aangenomen, ook al
omdat hij eerder de rang van waarne
mend-administrateur had verworven.
Plaatsing op de rubberonderneming
Djalupang nabij Kalijati volgde. In 1955
werd Aarnoud door de directie van de
P&T Lands een promotie aangeboden,
om weer in de thee als Acting-Manager
op Neglasari te werken bij Tjisompet
(Garut), ca. 700 meter boven de zee
spiegel. Ondanks dat het daar heel erg
onveilig was, heeft Aarnoud dit toch
aangenomen. Ook vanuit die prachtige
omgeving van Neglasari (hoge bergen,
diepe dalen en oerbossen, watervallen
en wegen met honderden bochten)
kwamen er verschillende aanvallen van
extremistische groeperingen, vaak 's
nachts op het emplacement en zelfs
overdag van boven in haarspeldbochten
waar vele doden te betreuren zijn ge
weest. De aanvallen waren meestal
alleen gericht op de Indonesische militai
ren, die vaak meeliftten op de theetrans-
portauto's naar Garut. Aarnoud heeft
ook zelf zo'n aanval meegemaakt, maar
ondanks dat hij achter het stuur zat met
drie Indonesische politiemensen naast
en achter zich, werd de jeep niet be
schoten, maar de thee-auto van Negla
sari, die volgde en waarop Indonesische
militairen meeliftten, kreeg de volle laag,
en met een granaat werd de radiator
geheel opgeblazen. Van dit afgrijselijke
afdeling Batutungku, Djalupang Estate.
voorval heeft Aarnoud nog foto's kun
nen maken voor de directie van de P
T Lands.
Na nog twee maanden op de theeon
derneming Tjiater te werk gesteld te zijn
geweest, vertrok hij met verlof naar
Nederland. Zijn vader was net overle
den en hij vond zijn moeder als zware
invalide terug, die dag en nacht verple
ging nodig had. Eind 1956 ging hij weer
terug naar Indonesië en werd wederom
op Neglasari geplaatst op de enige over
gebleven thee-afdeling van Waspada op
een van de hellingen van de Gunung
Tjikuraj. Hierop volgden nog plaatsingen
op rubberondernemingen te Pasir-
Muntjang ten oosten van Kalijati, en
Tjipeundeuj. De laatste overplaatsing
was naar onderneming Wangunredja ten
noorden van Subang, waar hij tot zijn
repatriëring op 50-jarige leeftijd in I960
als manager fungeerde tot ook deze
Engelse cultuurmaatschappij door Indo
nesië genaast werd.
Terugkijkend op zijn leven in dit prachti
ge tropische land, zegt hij: "Ons goede
werk aldaar heeft een hechte samenle
ving gekend, waardoor duizenden een
bestaan gekregen hebben, ook op het
gebied van watervoorziening voor de
bevolking, vanuit de bergen naar de rijst
velden in de dalen. Ons werk was een
goed voorbeeld voor de hele wereld!"
Vivian Boon
51