DAMARWULAN
EEN OUDE JAVAANSE LEGENDE
16
Aari het hof van Majapahit leefde een
beeldschone prinses Sitisundari. Haar
vader, de heerser van Majapahit, was
heel trots op zijn mooie dochter. Op
een dag sloeg echter het noodlot toe.
Sitisundari werd door de roofridder
Minakjingo, heer van Blambangan, ont
voerd. De vorst was heel bedroefd. Hij
zette zijn leger in om zijn dochter te
bevrijden, maar geen van zijn manschap
pen keerde terug. In zijn droefenis deed
hij een gelofte: hij die zijn dochter uit
handen van de roofridder wist te bevrij
den mocht zijn dochter trouwen en hem
na zijn dood als heerser opvolgen.
Het bleef een hele tijd stil tot op een dag
een eenvoudige koeienherder,
Damarwulan, aan het hof kwam en de
vorst nederig vroeg of hij Sitisundari
mocht bevrijden. De vorst was zeer ver
baasd en vroeg hem of hij zich wel
bewust was van wat hem te wachten
stond. Damarwulan wist de vorst hier
van te overtuigen en deze stond hem
toe een poging te doen zijn dochter te
bevrijden. De vorst gaf hem twee metge
zellen mee, Sabdo en Palon. Bovendien
gaf hij Damarwulan een heilige kris, die
hij alleen in doodsnood mocht gebrui
ken.
Zo vertrokken Damarwulan en zijn twee
metgezellen in oostelijke richting naar
het rijk Blambangan. Zij kwamen in
Pasuruan, waar de heerser een goede
vriend was van de vorst. Hier werden zij
hartelijk ontvangen en mochten een paar
dagen aan het hof rusten om weer op
krachten te komen. Na een paar dagen
trokken zij verder. Van de heerser kre
gen zij een olifant, zodat zij beter uitge
rust verder konden.
Onderweg beleefden zij vele aanvallen
van rovers en demonen, maar
Damarwulan en zijn twee gezellen sloe
gen zich er dapper doorheen.
Eindelijk kwamen zij aan de oever van de
kali Puger, de grens van het rijk van
Minakjingo. Van bamboestammen bouw
den zij een vlot om de rivier over te ste
ken. Toen zij midden op de rivier waren,
werden zij aangevallen door demonen
die Minakjingo op hen had afgestuurd. Er
volgde een heldhaftig gevecht, totdat hun
vlot uit elkaar werd geslagen en zij
gedrieën in de kali Puger afdreven. Toen
de nood het hoogst was, verscheen de
reuzenkrab Juju, die tot hen sprak: "Klim
op mijn rug en ik zal jullie naar de over
kant brengen." Zo kwamen zij toch veilig
aan de overzijde.
Nu waren zij in het rijk Blambangan en
een moeilijke en gevaarlijke tocht stond
hen te wachten. Na vele gevaren te heb
ben getrotseerd, kwamen zij eindelijk
aan het hof van Minakjingo. Het eerst
kwamen zij in het vrouwenverblijf van de
vrouwen die Minakjingo overal vandaan
had geroofd. De vrouwen verschaften
het drietal een schuilplaats aan het hof
en zorgden goed voor hen. Na enige
dagen voelden Damarwulan en zijn twee
getrouwen zich uitgerust en monter en
besloten op zoek te gaan naar
Sitisundari, die in een ander vertrek
gevangen zat. Juist toen zij het vertrek
bereikt hadden, werden zij ontdekt. Er
volgde een gevecht op leven en dood, de
kansen gingen over en weer. De strijd
ging voort tot Damarwulan uitgeput in
elkaar zakte. Minakjingo dacht dat hij de
strijd gewonnen had en bespotte en
beschimpte zijn tegenstander. Op dat
ogenblik kroop Palon naar zijn baas en
fluisterde hem in het oor nu de heilige
kris te gebruiken. Damarwulan voelde
zijn krachten terugkomen, trok zijn kris
en de strijd begon opnieuw. De hovelin
gen keken met angst en beven naar de
strijd en allen hoopten dat eindelijk hun
tiran verslagen zou worden. In het
heetst van de strijd wist Damarwulan
zijn kris diep in het lijf van zijn tegenstan
der te stoten. Die brulde als een wild
dier en zeeg neer. Doodmoe trok
Damarwulan zijn kris uit Minakjingo's lijf.
Er bleef bloed aan de kris kleven en hij
wist dat dit het bewijs voor de vorst
moest zijn.
Inmiddels hadden zij Sitisundari bevrijd.
Met zijn vieren overlegden zij hoe ze de
terugtocht naar Majapahit zouden aan
vangen, toen plotseling de hemelvogel
Jataju neerstreek. Deze sprak tot hen:
"Kruip op mijn rug en ik breng jullie vei
lig naar Majapahit terug."
Zo gezegd, zo gedaan, en na een vlucht
door donkere wolken en onweders
kwamen zij op hun reisdoel aan. De
vorst wist uit het geruis van de oosten
wind, dat Minakjingo verslagen was en
had reeds een groot feest georganiseerd.
Damarwulan en de zijnen werden feeste
lijk ontvangen. Later huwden
Damarwulan en Sitisundari en zij leefden
nog lang en gelukkig.
O.E. Rogier