Sr**-
4
RITUELE LIJKVERBRANDING
OP BALI
door Riny Boeijen
fc»
Het is Eerste Kerstdag, althans volgens
de kalender. De uitbundige uitgedoste
Kerstboom voor het hotel en de luid
sprekers in de foyer kondigen de nade
rende komst van Santa Claus aan. Buiten
is het 35 graden en voor de Balinees,
overwegend Hindoe, een alledaagse dag.
Aangezien mijn geloofsovertuiging de
laatste jaren sterk aan kracht heeft inge
boet en het geboden Kerstdecor niet
echt inspireert, neem ik de uitnodiging
aan. Ik ga de viering van een geboorte
verruilen voor een ceremonie van de
dood; een rituele lijkverbranding.
Mijn vriend Bagus, de chauffeur over wie
ik reeds eerder heb verhaald, is op tijd.
We drinken koffie en bespreken hoe laat
te vertrekken naar Denpasar. Mijn inte
resse voor het Hindoeïsme kent hij
inmiddels en hij stelt daarom voor in de
tijd die ons rest voor het vertrek, een
kerkhof te bezoeken. Ach, waarom ook
niet.
Twee waringinbomen vormen een
natuurlijke poort tot de dodenakker.
Hun forse gestalten werpen een kolossa
le schaduwbundel over een stoppelveld,
waar een achttal graven is gehuisvest.
Eenvoudige grafstenen zonder opschrift.
Offerandes op en tussen de graven, ver
droogd en aangevreten door honden. In
een van de zerken is een swastika
(hakenkruis) gehouwen. Ik wijs Bagus op
het teken en vertel hem over de symbo
liek ervan in het Europa van de 20e
eeuw. Hij haalt schijnbaar achteloos zijn
schouders op over de door mij geschet
ste toepassing en legt uit dat de swastika
het levensrad symboliseert. Het lichaam
van de overledene herbergt namelijk een
levende geest. Een geest, die pas na de
rituele verbranding zijn vrijheid krijgt in
het oneindige. Het kerkhof lijkt in niets
op de keurig verzorgde begraafplaatsen
die ik ken. De graven zijn overwoekerd
door onkruid en liggen her en der ver
spreid. Kuilen markeren de plaatsen
waar lijken zijn opgegraven om te wor
den verbrand. Het geheel biedt een
armoedige, ietwat macabere aanblik.
Geen plek om na zonsondergang te
bezoeken.
Een begrafenis wordt niet gekenmerkt
door droefheid, vertelt Bagus. Het is een
noodzakelijk ritueel om het lichaam tot
ontbinding te laten komen in - en van -
de aarde en vormt een voorbode van de
reis naar het oneindige. Waarom dan
verdrietig zijn? Ik knik vanzelfsprekend.
Priesters behoeven overigens niet begra-
ven te worden. Zij hebben de ontbinding
niet nodig, aangezien ze dagelijks in con
tact staan met de goden. Ik knik alweer
vanzelfsprekend. Voordat de gestorvene
ter aarde wordt besteld moet het lijk
worden gereinigd en voorzien van pro
viand voor onderweg en middelen tegen
kwaadwillende geesten en demonen. De
reiniging bestaat uit het wassen van het
lijk met gewijd water en het oliën van
het haar. Voor onderweg geeft men een
aantal kepengs (muntstukken) mee.
Verder worden onder meer muntstuk
ken op handen en gewrichten gelegd,
bloemen in neusgaten gestoken en legt
men stukjes glas op de ogen. Voordat
men het lijk in een gewaad wikkelt,
wordt het gezegend met gewijd water.
Het omhulsel waarin de overledene uit
eindelijk wordt begraven, bestaat uit een
mat van palmbladeren. Na de rituelen
gaan de familieleden en kennissen - de
overledene meedragend op een baar -
en een kleurrijke en vrolijke processie
via de pura dalem (dodentempel) naar
de begraafplaats. Onderweg zorgt een
gamelanorkest voor de muzikale omlijs
ting. (Wat een verschil met de doden
mars uit mijn jeugdjaren die ik, als lid van
de plaatselijke fanfare, meermalen mocht
meelopen). Ook de offergaven ontbre
ken niet. Zowel tijdens de begrafenis als
in de periode tot de verbranding wordt
regelmatig geofferd. De gaven zullen
voor een groot deel bestaan uit etens
waren, nodig om de godin van de aarde
gunstig te stemmen. Na een laatste blik
over het kerkhof, waar onze aanwezig
heid de nieuwsgierigheid van een hond
heeft opgewekt, vertrekken we richting
Denpasar.
Ondanks zijn uitleg heeft Bagus mijn
Westerse grafstemming nog steeds niet
kunnen wegnemen. Groot is derhalve
mijn verbazing als we aankomen op een
ruime binnenplaats waar alle deelnemers
aan de ceremonie zich verzameld heb
ben. Mannen en vrouwen in kleurige,
traditionele kledij gestoken. Een game
lanorkest spelend onder een soort pend-
opo (overkapping). Vrouwen, die bezig
zijn de offergaven en etenswaren klaar te
maken voor de ceremonie op de ver
brandingsplaats. Mannen, die de laatste
hand leggen aan twee plateaus, bestaan
de uit raamwerken van bamboepalen,
om de lijktoren en de lijkkist te kunnen
vervoeren. De lijkkist, een manshoge
zwarte stier, staat fier gereed. Zijn gou
den horens schitteren in de zon. In deze
stier zal het lijk worden verbrand. Een
zwarte stier betekent dat de dode lid is
van de kaste der Brahmanen.
De lijktoren is zo'n drie meter hoog en
versierd met goudkleurige afbeeldingen.
Bovenin de toren bevindt zich het lijk,
gewikkeld in witte doeken, waarvan de
meterslange uiteinden als lange sjerpen
naar beneden dwarrelen. Aan de zijkant
van het imposante bouwsel prijkt een
foto van de overledene. Het is een 77-
jarige vrouw, een inwoonster van
Denpasar. In de stoet zal ook een spiegel
worden meegedragen. De spiegel dient
de boze geesten te weren. Een kwaad
willende geest zal bij nadering van het lijk
zichzelf ontwaren in de spiegel en vol
ontzetting vluchten.
Tijdens de voorbereidingen worden de
begrafenisondernemer en zijn gevolg
voorzien van versnaperingen. Volgens
traditie gebeurt dit ook gedurende het
bouwen van de lijktoren en de lijkkist
(de stier). Deze klus vergt weken, zo
niet maanden en maakt van de ceremo
nie een kostbare aangelegenheid.
Daarnaast moet voor de verbranding
een gamelanorkest worden ingehuurd en
...Vrouwen in kleurige traditionele kledij gestoken...
50