...Dertig, misschien wel veertig mannen bundelen gespannen hun krachten en verheffen het bouwwerk... kleding en voedsel ingekocht. Het is daarom niet zo verwonderlijk, dat som mige overledenen pas jaren na hun dood ritueel kunnen worden verbrand, ook al dragen de buurtbewoners hun steentje bij door het meebrengen van etenswa ren. Ook het tijdstip van verbranding zorgt voor de nodige vertraging. De dag waarop de ceremonie plaatsvindt wordt bepaald door de priester (pedanda). Een goede dag is onder meer afhankelijk van de stand van de zon en de sterren. Verder is een afnemende maan ongun stig en zal de verbranding ook niet plaatsvinden in de Ie, 2e, 5e, 7e of 9e maand. Voor de minder bedeelden bestaat een goedkoper alternatief. Men kan, tegen vergoeding, meeliften met een rijke gestorvene en zodoende binnen een redelijk aantal jaren na het overlijden, de geest verlossen van zijn aardse bestaan. Het meeliften gebeurt letterlijk. Het lijk van de arme overledene krijgt een plaats in de lijktoren van de rijke en wordt daarna apart verbrand in een eigen lijk kist. Ik vraag beleefd of ik foto's mag maken. Mijn vraag wordt met een wijds gebaar beantwoord en ik krijg thee aangeboden van een, in witte sarong kabaja gestoken, dame. Ik verbaas me nog steeds over de sfeer die deze bonte verzameling van mens, muziek, pracht en praal, uitstraalt. Geen moment heb ik het gevoel naar een crematie te gaan. Vanmorgen, voor zonsopgang heeft de opgraving (de mungka) van de overledene plaatsgevon den. De resten zijn zorgvuldig verzameld en naar de pura dalem (dodentempel) gedragen. Daar zijn de reinigingsrituelen gehouden. De resten zijn eerst gerang schikt in de vorm van het menselijk lichaam. De priester heeft op een plank je een afbeelding getekend (de tjendana) die gelijkenis vertoont met de overlede ne en een pop gevlochten van bladeren (de adegan). Volgens het Hindoeïsme op Bali gaat de geest van de overledene over op deze attributen, welke overi gens samen met het lijk zullen worden verbrand. Tot slot is een blad met een aantal namen van de hoofdgoden (de ratiandana) op het lijk gelegd. Dit blad is een soort vrijbrief om het oneindige bin nen te mogen gaan. Inmiddels wordt door een aantal druk gebarende mannen het sein voor ver trek aangekondigd. Het gamelanorkest torst haar zware koper mee op bam- boepalen. Een jonge Balinees neemt plaats op de zwarte stier. De 'berijder' dient om de kwaadwillende geesten af te schrikken. Twintig mannen tillen de stier met berijder op hun schouders. Het pla teau kraakt onder de zware last. Onder het geschreeuw van commando's wordt eerst het evenwicht gezocht, waarna de stier zacht deinend op een bruine golf van glimmende schouders haar weg zoekt in de processie. Nu zal de lijkto ren volgen. Dertig, misschien wel veertig mannen bundelen gespannen hun krach ten en verheffen, onderwijl luide kreten uitstotend, het rijzige bouwwerk tot manshoogte. Het geheel zwaait vervaar lijk heen en weer. De soepelheid van het bouwmateriaal - bamboe - voorkomt een ravage. Boven in de toren zit een man, die tijdens de tocht er voor moet zorgen dat het lijk niet uit de toren valt. Een paar kilometer later zal ik begrijpen waarom. Langzaam zetten de mannen zich in beweging en begint de tocht naar de verbrandingsplaats. Alle genodigden sluiten zich aan. Vrouwen dragen de offergaven en de etenswaren. Met de vrije hand wordt het gelaat beschermd tegen een verzengend zonlicht. Bij de nadering van het eerste kruispunt lijkt het of de processiegangers het richtings- gevoel zijn kwijtgeraakt. Men loopt naar alle windstreken om vervolgens weer terug te keren. De stier zowel als de lijktoren worden ondertussen onder luid gejoel in de rondte gedraaid. Dan lijkt de twijfel overwonnen en vormt de stoet weer een geheel. Bij elke volgende afslag of kruising zal dit ritueel zich her halen om mogelijke, achtervolgende, boze geesten, op een dwaalspoor te brengen. Ook de geest van de overlede ne dient in verwarring te worden gebracht. Een eventuele terugkeer van de geest naar de woning van de overle dene moet koste wat kost voorkomen worden. De geest kan immers slechts rust vinden in het oneindige. De stoet wordt door de plaatselijke bevolking met ontzag bekeken. Een toe rist, naar later blijkt van Franse afkomst, wil zich, in zijn ijver om plaatjes te schie ten, optrekken aan een beeld, teneinde een betere plaats te bemachtigen. Het beeld raakt van zijn voetstuk en valt samen met haar omhelzer in een open riool. Omstanders helpen de ongelukki ge uit zijn benarde positie. Ondanks het vele bloed, dat door behulpzame handen wordt weggewassen met water uit het riool, kom ik de man drie dagen later weer opgewekt tegen. De geesten zijn hem in elk geval gunstig gezind. De atmosfeer wordt steeds drukkender naarmate we dichter bij de verbran dingsplaats komen. De heldere hemel heeft plaatsgemaakt voor een grauw wolkendek en zoals het een echte Nederlander betaamt, kijk ik zorgelijk naar het dreigende uitspansel. Op de verbrandingsplaats aangekomen heeft het gamelanorkest zich reeds geïnstal leerd onder een pendopo. De vrolijke, dan weer monotone klanken worden overstemd door de roezige mensenmas sa. De offergaven worden uitgestald op een, met pisangbladeren bedekte, tafel. De priester zegent prevelend de offerga ven, kwistig strooiend met bloemen en sprenkelend met gewijd water. Ik kom ogen tekort om alle rituelen goed te kunnen volgen. De lijktoren wordt voorzichtig ontdaan van haar eerbied waardige last. Vier mannen dragen het lijk naar de stier. Een windvlaag doet het gewaad opwaaien en geeft een gedeelte van de inhoud prijs. Het hoofd van de overledene is nu zichtbaar. Geconfronteerd met deze niet alledaag se aanblik verwonder ik me opnieuw, niet te worden meegenomen in een doodsstemming. De wijze waarop de Balinezen hun overledenen de laatste eer bewijzen en de uitleg die ik daarover mocht hebben, geven me eerder een gevoel van geruststelling. Dood hoeft blijkbaar geen verdriet te betekenen als 51

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 51