je het verlies kunt accepteren tegen de achtergrond van een gelukkig bestaan van de overledene in het oneindige. De priester zegent het lijk en de stier, terwijl de medewerkers van de begrafe nisondernemer een olievat, gevuld met petroleum, hoog in een boom hangen. Een dikke, flexibele slang wordt vanaf het olievat gekoppeld aan een brander, die de vorm heeft van een reuzegarde. Bamboeblokken worden onder de stier gelegd, waarvan de onderbuik inmiddels is ontmanteld. In de buik is een rooster zichtbaar, waar het lijk voorzichtig wordt ingeschoven. De naaste familiele den en kennissen van de overledene hebben plaats genomen onder een pendopo. De waardigheid die deze men sen uitstralen en hun statige verschij ning, boezemen ontzag in. Er verschijnt een aantal dansers ten tonele, die een speerdans uitvoeren. Ze dragen een zwart-wit geblokte sarong en een lange puntmuts van dezelfde stof met een vuurrood flosje aan het uitein de. Bij navraag blijkt deze dans slechts te dienen ter vermaak, om de tijd te over bruggen die de priester nodig heeft voor zijn rituele handelingen. Dan is het eindelijk zover. De dansers verdwijnen en breed glimlachend neemt de begrafenisondernemer zijn plek in naast de stier. De muziek van het game lanorkest zwelt aan onder een opzwe pend ritme. De brander wordt ontsto ken en met een loeiend gebrul vreten de vlammen zich een weg in de buik van de stier. De geest van de overledene kan zijn reis naar het oneindige beginnen. Ik voel een merkwaardige spanning in me opkomen die omslaat in schrik, als plot seling een gigantische lichtschicht de grij ze lucht doorklieft, gevolgd door een krakende donderslag. Binnen drie tellen valt de lauwe regen met bakken, lood recht uit de gescheurde hemel. De toe schouwers stuiven uiteen om een schuil- De offergaven liggen klaar voor de ceremonie op de verbrandingsplaats Terwijl ik dit opschrijf moet ik denken aan de eerste regel van een gedicht van Multatuli. 'Ik weet niet waar ik sterven zal'. Een schitterend gedicht, waarin hij de gedachten van Saidjah aan de dood beschrijft. Ik weet ook niet waar ik ster ven zal, maar voor mij heeft, door deze ceremonie, de dood een ander aanzicht gekregen. In elk geval voor dit moment. Misschien dat ik me morgen maar eens met de geboorte ga bezighouden. Die Tweede Kerstdag moet toch ook een bedoeling hebben gehad. ...De lijktoren met lijkkist, een manshoge zwarte stier- plaats te vinden. Drijfnat vind ik be schutting onder een afdakje tussen een tiental Balinezen, gestoken in fleurige sarongs en witte overhemden. Giechelend als bakvissen wordt mijn aanwezigheid opgemerkt. Na een paar minuten voel ik dat er een hand op mijn onderarm wordt gelegd. De eigenaar van de hand, een oudere man, vermijdt enig oogcontact, maar kijkt peinzend voor zich uit, de rook uitblazend van zijn kreteksigaret. Een gevoel van geruststel ling. Het afdakje, dat versierd is met gekleurd crêpe-papier, blijkt niet water dicht. Tot grote hilariteit van een paar omstanders vormen de pastelkleurige druppels een fleurig tafereel op het witte overhemd van een niets vermoe dende schuilgenoot. De vreugde blijkt maar van korte duur, want na een kwar tier is er geen plekje meer veilig onder het afdak. Terwijl er wordt geduwd, gewezen en gelachen komen er twee mannen toegesneld met een grote mand. In de mand zitten kleine roze doosjes, gevuld met lekkernijen. Elke bezoeker wordt een doosje aangebo den. Ik probeer beleefd te weigeren onder verwijzing naar mijn fototoestel ter onderstreping van mijn aanwezigheid als toerist. Vriendelijk, doch dwingend wordt me een doosje onder de neus geduwd, zodat ik met een licht schaam tegevoel de gave uiteindelijk toch maar accepteer. Het grijze regengordijn wordt inmiddels alsmaar dichter en kleine snel stromen de riviertjes zoeken een weg langs mijn bemodderde schoenen. Om het verbrandingsproces niet te stag neren wordt een tweede brander ont stoken. Na enige tijd is het rooster leeg en worden de branders het zwijgen opgelegd. De begrafenisondernemer gaat gehurkt onder de stier zitten en zoekt tussen de smeulende resten naar overblijfselen van de overledene. De beenderen worden gewassen, verzameld in twee zilveren schalen, en gezegend door de priester. Aangezien de ceremonie zijn einde nadert, besluit ik Bagus weer op te zoe ken. Ik neem afscheid van de oudere man naast mij en snel door de regen naar de afgesproken plek. Gewapend met een paraplu komt hij me al van verre tegemoet. Doorweekt maar vol daan rijden we terug naar het hotel. 52

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1993 | | pagina 52