VERNOEMING STRAATNAMEN IN ALMERE NAAR INDISCH VERZET VRIJHEID .-MW I In de verzetswijk in Almere, waar de straatnaamgeving betrekking heeft op het Nederlandse verzet in de Tweede Wereldoorlog, is een aantal straten ver noemd naar het verzet in het toenmalige Nederlands- Indie. Hierbij heeft men gedacht aan zowel namen van diverse verzetsgroepen als aan personen die zich hierbij hebben onderscheiden. Het betreft hier de volgende straatnamen: Generaal Overakkerstraat (Roelof Theodorus Overakker, leidde in 1942 enige tijd het verzet in Noord- Sumatra), Kapitein De Langestraat (Reinder Gebbienus De Lange, algemeen leider van het verzet in Nederlands- Indie), Groep Welterhof (Indische verzetsgroep onder leiding van Louis Joseph Welter), Groep Werninkhof (verzetsgroep onder leiding van Nol Wernink), Groep Meelhuyzenstraat (verzetsgroep onder leiding van W.A. Meelhuyzen), Hanna Hilligersstraat (Hanna C. Hilligers, hulpverleenster aan onderdui kers in Batavia), Java Legioenstraat (verzetsgroep van jeugdige Nederlandse en Indisch- Nederlandse padvinders), 15 Augustuspad (15 augustus, einde van W.O. II in Zuid- Oost- Azie). Dit bericht is ontleend aan 'Stadhuis aan Huis', wekelijkse informatie- pagina van de gemeente Almere, 14 augustus 1993. Achteraf gezien hadden we het in het kamp Gloegoer bij Medan zo slecht nog niet. We hadden een lekvrij dak boven het hoofd, stromend water, ook in de hurk wc's, electrisch licht tot 9 uur 's avonds en een vrije zondag. Allemaal voorrech ten die we later zouden moeten missen. Bovendien waren onze schoenen nog niet versleten en hadden de meesten van ons kleren. Dat neemt niet weg, dat het gemis aan vrijheid en contact met ons gezin, vooral die eerste jaren, diep werd gevoeld. Het werk was vervelend en ver moeiend, maar er was één taak, die door allen begeerd werd en dat was het schoonmaken van een officiershuis. De huizen waren de volledig ingerichte woningen van welgestelde burgers, die nu ook gevangen zaten en de Japanners die daar woonden, waren bijna altijd de gehele dag afwezig. Er was geen toezicht en je werd gebracht en gehaald door een vrachtauto, die langs de diverse plaatsen ging, waar krijgsgevangenen te werk waren gesteld. In de huizen waren meestal nog de oude huisbedienden werkzaam, die de blanke mannen dikwijls eten toestopten. Het is dus begrijpelijk, dat John en Jock, Australische boezemvrienden, een mijn werker en een havenarbeider, blij waren toen zij een keer voor dit werk werden aangewezen. De Indische huizen met hun vloeren van plavuizen of tegels waren makkelijk schoon te maken en daar waren ze snel mee klaar. Maar daarna doken ze allereerst in de grote ijs kast, die deskundig, dus niet te opvallend werd geplunderd. Na enkele flesjes bier te hebben gedronken, strekten ze zich uit op twee grote gecapitonneerde banken, waar ze in een diepe slaap vielen. Toen ze wakker werden stond een glimlachen de Javaanse voor hen met een bord eten, waar ze hongerig op aanvielen. De middag liep ten einde, de bedienden kwamen beleefd afscheid nemen en gin gen naar huis. Gelukkig dat het tweetal ook sigaretten had gevonden en ze geno ten daarvan, hangend in luie stoelen, met volle teugen. Het werd al een beetje don ker en ze leegden de asbakken, maakten ze schoon en poetsten hier en daar met sop, meer tegen de verveling, terwijl de snelvallende duisternis en het koor der krekels de nacht aankondigden. Al gauw gingen ze zich wat ongerust maken, gin gen voor het huis zitten om uit te kijken naar de vrachtauto en te overleggen, wat ze moesten doen als die auto niet kwam. In elk geval een schandaal, dat die Japanners zo laat waren! Maar een uur later wisten ze eigenlijk wel zeker, dat ze vergeten waren. Jock stelde voor om dan maar naar huis te lopen, dus naar het kamp en beweerde, dat hij wel ongeveer wist waar dat lag. John geloofde hem en ze sloten het huis netjes af en legden de sleutel voor de deur, nadat ze beiden nog een fles bier "voor onderweg" hadden gepikt. En gingen dapper op weg. Weldra hadden ze geen flauw idee, waar ze waren. Er waren weinig mensen op straat, ze kenden Maleis noch Nederlands en de enkele mensen die ze aanspraken, schrokken hiervan kennelijk erg en maakten zich snel uit de voeten. Er was heel weinig straatverlichting en ze sjokten steeds moedelozer verder tot ze bij een brug kwamen die ze al eerder hadden gezien. Uitgeput lieten ze zich aan de kant van de weg zakken, maar werden door de vele muskieten gedwon gen om verder te gaan, vloekend zoals alleen Australiërs dat kunnen. Veel later en doodmoe kwamen ze tot hun vreugde op bekend terrein en toch nog onver wacht stonden ze ineens voor de poort van hun kamp. Een Koreaanse wacht hield hen tegen en een moeizaam gesprek begon in een combinatie van Japans, Engels en wat Maleis, zoals dat daar en toen gewoon was. Toen de Koreaan tenslotte begreep, wat de beide mannen hem probeerden uit te leggen, werd hij woedend: de andere gevangenen waren bij thuiskomst geteld en het aantal klopte. Voor alle zekerheid gaf hij de beide mannen een fikse klap in het gezicht en vroeg verontwaardigd, of zij wilden beweren, dat de militairen van het Japanse Keizerlijke leger niet konden tellen? Dat was een belediging van het leger en dus van de Tenno Heika, de Keizer! Voor alle zekerheid gaf hij daarbij beiden een harde stomp in het gezicht, zodat Jock een bloedneus kreeg. Zij begrepen er niets van, ze hadden zich toch braaf gemeld? Inmiddels was de wachtcommandant er bij gekomen en wond zich, zodra hij begreep waar het om ging, ook vreselijk op, zodat er weer een hagel van slagen volgde. Gelukkig kwam de Nederlandse tolk aangerend en die begreep na een kort gesprek in het Japans, wat er gebeurd was, waarop hij zich ogenschijn lijk verontwaardigd (om de Japanners gerust te stellen) tot de gevangenen richt te, aanried om vergeving te vragen voor hun domheid en te zeggen dat zij fout waren en dat het tellen natuurlijk juist was geweest. Ze volgden zijn raad op en hun verhaal werd met veel omhaal en buigin gen in het Japans vertaald. De bewaker en zijn commandant kalmeerden nu en na nog enkele lusteloze klappen werden John en Jock naar hun barak gebracht, waar ze met gejuich werden ontvangen, ze waren veilig "thuis". C. VAN HEEKEREN

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 5