PLANTEN UIT DE TROPEN
I
m
n
GOSSYPIUM - Katoen, boomwol - Kapas
Familie: Malvaceae Kaasjeskruidachtige.
NETTY SELDER
Katoen groeit tussen 40 graden noorder
breedte (Oekraïne in de voormalige
Sovjet- Unie) en 30 graden zuiderbreedte
(Australië). Katoen komt zowel in het wild
voor als gekweekt. De naam katoen komt
van het Arabische 'Kutun'.
Er zijn plm. 40 soorten en door kruisingen
komen er nog steeds nieuwe soorten bij.
Ze worden met succes verder gekweekt.
Alle soorten zijn gevoelig voor vorst.
Driehonderd jaar voor Christus werd de
katoenpluis al tot draden gesponnen. In
India ontdekte men in oude ruïnes
katoenweefsels die 25 eeuwen oud ble
ken te zijn. Pas eeuwen later leerde men
in Europa katoen kennen, dat als textiel
werd aangevoerd. Totdat men in de 18e
eeuw in Engeland weefmachines uitvond
en men kon volstaan met de invoer van
de grondstof, t.w. de katoenpluis.
In 1915 werd de katoenplant in Nieuw-
Guinea (Irian Jaya) ingevoerd. Door de
bevolking daar wordt de katoenpluis als
sieraad in de lange oorlellen gestoken en
voor het behandelen van wonden
gebruikt.
De katoen is één- of meerjarig. De
meeste soorten die verbouwd worden zijn
meerjarige planten maar worden binnen
één jaar opgeruimd. Dus als éénjarig
beschouwd.
Voortplanting geschiedt door zaaien.
Voor een optimale groei moet de dagtem
peratuur 30 graden Celsius zijn en de
nachttemperatuur 20 graden Celsius.
Beneden de 15 graden Celsius kunnen
de zaden niet ontkiemen. Per 50 centime
ter worden vier tot acht zaden in rijen
gepoot. De jonge aanplant wordt uitge
dund en er wordt vier keer gewied, omdat
het onkruid de groei van de jonge zaailin
gen belemmert. Vóór het zaaien wordt de
grond met een chemisch onkruidverdel
ger bewerkt. Behalve onkruid worden de
Gossypium Herbaccum
In Noord- Amerika begon men met resul
taat katoen te verbouwen, zodat de
invoer van katoenpluis daar overbodig
werd. De voormalige Sovjet- Unie en de
Verenigde Staten van Amerika leveren nu
95% van de wereldproduktie.
Indonesië verbouwt weinig katoen. De
beste katoen van Indonesië komt van
Oost- Java en de Molukken (Kapas
Tahun).
planten ook geplaagd door insekten. De
planten kunnen ook de verwelkingsziekte
krijgen. Deze ziekte is moeilijk te bestrij
den. Het enige dat schijnt te helpen is om
niet ieder jaar op hetzelfde stuk land
katoen te verbouwen. Door deze ziekte
kunnen de planten geen zaden vormen.
Men probeert soorten te kweken die er
resistent tegen zijn.
Als de planten plm. drie maanden oud
Katoenbollen (vruchten)
zijn komt de eerste pluk. De vruchten
worden geoogst met een tussenpauze
van vijf tot tien dagen gedurende een
week of zes. De katoenplanten staan
acht maanden voordat alles geplukt is.
Katoen kan op droge en op vochtige
grond groeien. De meeste soorten groei
en op droge gronden. De soorten op
vochtige gronden groeien het beste in het
warme en vochtige oerwoudklimaat en
langs de rivieren, bijvoorbeeld in het
Amazonegebied. Valt er tijdens de groei
regen dan hoeft er niet bevloeid te wor
den.
In de tropen wordt katoen in de regentijd
gezaaid, zodat de rijping en de pluk in de
droge tijd valt. Als de vruchten tijdens de
regen open springen is het fataal.
Vochtige katoenpluis gaat namelijk in
kwaliteit en in waarde achteruit omdat de
kleur door schimmel wordt aangetast.
Bovendien kunnen de zaden in de geo
pende vruchten gaan ontkiemen waar
door de oogst verloren gaat.
Omdat de planten een zeer lange pen-
wortel hebben moet de grond luchtig en
goed doorlatend zijn. Ook mag de grond
niet teveel zouten bevatten. Toch is er
een wilde kruipende soort die tot de duin
vegetatie behoort en aan de kust van
Yucatan groeit, en die bestand is tegen
het opspattend zeewater.
Katoen kan drie meter hoog worden. De
rechtopstaande kruidige planten zijn sterk
vertakt. Er zijn soorten met gladde sten
gels en blade ren en soorten die sterk
behaard zijn.
De groene bladeren zijn drie tot vijflobbig
gedeeld, of hartvormig ongedeeld. Door
kaliumgebrek kan het blad purperrood
kleuren. In de oksels van de bovenste
bladeren worden de gesteelde vijftallige
bloemen ontwikkeld. Ze lijken op de
Kembang Sepatu (Hibiscus rosa senen-
sis) die tot dezelfde familie behoort.
18