W
CORRIE DE AAP
Vlak vóór de desa Proewono ligt het z.g.
Karrenplateau, een bij uitzondering vlak
stukje weg, waar de ossen een rustplaats
vonden om vervolgens het laatste stukje
helling naar Tosari met hun karren te
bestijgen.
Dan was er nog een derde mogelijkheid
om de Bromo te bereiken, namelijk vanuit
Malang/Lawang via Poerwodadi en
Nongkadjadjar, maar je was aangewezen
op karretjes, tandoe's of paarden (vijf a
acht uur), want een weg voor gemotori
seerd verkeer was daar niet.
Hiervandaan kwam je ook in Tosari uit.
Ook deze weg bood een grote afwisse
ling van landschappen. Tussen de bomen
door had je verrukkelijke vergezichten op
de kraters die rond de vlakte van Malang
liggen: De Ardjoeno en de Kawi, de
Smeroe en de Tengger. Eerst sawa's die
trapsgewijs afdalen van de lagere heuvel
hellingen; de weg slingert zich door
zachtgroene valleien en over ronde rug
gen tot men in het bos komt dat
Nongkod jadjar omgeeft. Het is een vrij
grote desa op 1200 meter hoogte met
een pasanggrahan en hotel.
Nongkadjadjar ligt ongeveer halver wege
de route naar Tosari.
Overal om de Zandzee liggen steile, hoge
bergen: in het Noorden de Moenggal-
2500 meter en de Penandjaan- 2800
meter, in het Zuiden de Ider- Ider- 2500
meter en in het Zuidoosten de Djantoer-
2700 meter. Slechts in het Noordoosten
wordt de zandzee afgesloten door een
lagere dam, de Tjemaralawang - 2200
meter. De zandzee zelf heeft een hoogte
van 2100 meter, ze heeft de vorm van
een hoefijzer en een middellijn van ca 10
km. In de zandzee liggen drie vulkanen
Bromo, Batok en Widodaren, zo'n drie
tot vijfhonderd meter boven de zandzee
uitstekend. Het zuidoostelijk deel van de
zandzee wordt ook wel de Roedjak
genoemd wegens zijn kleur.
Voor de Tenggerees is de Dasar het werk
van Raksasa, de Tengger vorst die de
dochter van de Smeroekoning, Djoewita,
liefhad. De oude Smeroekoning had al zij
kinderen zien verslinden door de Bromo,
slechts Djoewita was hem overgebleven
en hij wilde haar behouden. Maar
Raksasa hield vol en uiteindelijk stemde
de Smeroe koning toe op voorwaarde dat
Raksasa een kloof kon graven om de
Bromo heen en wel in één nacht. Vóór
het eerste hanengekraai moest Raksasa
zijn taak hebben volbracht, anders zou
zijn lichaam in een klomp steen verande
ren. Een Raksasa ondernam de arbeid.
Met een klapperdop (batok) groef hij en
groef hij. En de Bromo werd omringd
door een gapende diepte totdat de laatste
batok volwas opgeschept en nog was het
daglicht niet aangebroken.. De
Smeroeko ning zag dat hij de strijd zou
gaan verliezen en zijn dochter zou moe
ten afstaan en nam een rijststamper die
hij in het rijstblok stampte, een opge
schrikte haan sloeg met zijn vlerken en
begon te kraaien. En het lichaam van
Raksasa werd steen. De batok viel uit zijn
hand en bleef in de Dasar liggen.
De zandzee is niet zo dor als je op het
eerste gezicht zou denken. Er groeit een
laag soort alang- alang, weliswaar meer
geel dan groen en in de droge tijd don
kerbruin tot zwart.
Vanaf de voet van de Bromo heeft men
een trap van beton gemaakt, welgeteld
252 treden hoog, die de primitieve ladder
van vroeger heeft vervangen. De zwavel
lucht uit de Bromo is zeer scherp, maar
naar men zegt onschadelijk.
De rand van de Bromo is alleen begaan
baar als je geen last van duiziligheid hebt
en stevig ter been bent.
De krater is als een wijde put met een
onregelmatige bovenrand en licht
gegroefde zijden, hier en daar met gele
zwavelaanslag. Ver in de diepte, zo'n 200
meter, wentelen zich de dampwolken
alsof ze strijden om uit die put te komen.
Diep beneden zijn ze nog bruing rijs, naar
boven toe worden ze helderder. En daar
bij een enorm geraas; de middellijn van
de krater moet zo'n 600 a 700 meter zijn.
Het geraas dat ik hoor blijkt helaas niet
dat van de Bromo te zijn, maar van de
motoren van onze jumbo; mijn blik in en
over het Tenggergebergte is verzadigd
van al dit ongewone en indrukwekkende
en wanneer ik naar buiten tuur door het
venstertje nog met één oog - dat is overi
gens voldoende voor één oog zo klein is
dat vlieg tuigvenster zeker als je er nog
op een afstand vandaan zit - liggen de
vergezichten over de vlakte en de zee
vóór ons in zonneglans en onze ogen
zoeken het mensenwerk de witte blokjes
- bruggen en huizen en fabrieksgebou
wen, de vage dunne lijntjes - wegen, de
kleine onregelmatig gekartelde vlekken -
steden.
Waar ben ik wakker van geworden op dit
akelig vroeg moment Naar mijn gevoel
hebben we net het diner achter de rug en
nu komt al rammelend het karretje aan
gerold met het ontbijt.
Orang oetan
Foto: G. Schouten
Een van mijn jeugdherinneringen op onze suiker-onderneming
is dat er een familie was die een aap had als huisdier. Die aap
heette Corrie. Het was een Wou Wou. Ik was pas zeven jaar
oud. Nou, Corrie zat daar maar op een stokje en verveelde zich
dood. Ik vroeg aan de eigenaar of ik Corrie mee mocht nemen
op de fiets en met haar rond mocht rijden, want ze was een
lieve aap. Nou, dat mocht best. Corrie, die bijna even groot was
a/s ik, vond dat fantastisch. Hup, daar ging ze op de bagagedra
ger achterop de fiets en zo reed ik om de fabriek. De hele
bevolking, katjong en gendoh, liep uit en van alle kanten hoorde
ik roepen: 'Anak Londoh ambeh wedes'. Dat vond ik natuurlijk
prachtig, want ik kreeg alle aandacht. Ik bracht Corrie thuis bij
mijn ouders, maar mijn moeder kreeg er bijna een hartaanval
van. Ze wist dat ik veel van beesten hield, maar een aap in huis
dat werd te gek. Neen zei ze, de aap mag wel op de tuinstoelen
zitten, maar niet in huis. Ik moest Corrie maar gauw terugbren
gen naar haar eigenaar. Corrie kon heel boos kijken naar mij
als ik haar niet wilde dragen. Ze was zwaar en ik was soms wel
bang, want ze hadden mij gezegd dat apen onbetrouwbaar zijn.
Maar goed, het liep goed af en ik bracht Corrie op de fiets weer
naar huis. Ze danste van plezier, Corrie had een fijne dag
gehad. Zo hebben Corrie en ik nog vele malen leuke fietstoch
ten gemaakt. Een herinnering die mij altijd zal bijblijven.
Beppy Reynaert-Charlouis
Torrance, California
28