NOOTJE EN VENTJE
de hamerlès door: G.E. REEDERS
(laatste aflevering)
Onze twee vrienden beoefenden de jacht met verve.
Tegenwoordig zou men het barbaars vinden. Jaren geleden, in
de tijd waarin deze gebeurtenis zich afspeelde, niet. Toen vond
men het heel gewoon. Verder terug in de tijd was het zelfs een
zaak van levensbelang. Ook het in bezit hebben van jachtgewe
ren is nu uit den boze. Is men tegenwoordig lid van een schiet-
club dan zijn er die zeggen: 'FoeiJij leert moorden I'. Doet
men echter aan boogschieten, dan zeggen zij:' Dat zou ik ook
wel willen doen'. Ook heeft men niets tegen speerwerpen door
een atleet, geheel aan het feit voorbijgaand waarvoor deze din
gen oorspronkelijk bedoeld waren. En wat te denken van de
schermsport. Was het dan niet de bedoeling om met een degen
de opponent te transformeren in een saté
Toen probeerde men de beste geweren te bemachtigen. Iedere
jager had zijn voorkeur voor een bepaald type. Nootje zwoer bij
de buks, de getrokken loop. Ventje daarentegen bij de gladloop.
Zo kon het gebeuren dat Ventje eens bij Nootje langskwam en
hem vroeg mee te gaan naar zijn huis. Daar aangekomen ging
hij hem voor naar zijn slaapkamer, opende de deur, deed een
stap opzij en leunde met een schouder tegen de deurpost. Hij
kruiste de benen, en met de armen over elkaar wees hij triom
fantelijk met z'n kin naar een plaats aan de muur naast het bed.
Aan twee haken hingen twee dubbelloopsgeweren. Eén was
het vertrouwde wapen dat Ventje altijd vergezelde op jacht, het
ander kende hij niet en was van een afwijkend type.
Nootje bekeek het, nam het toen van de haak en legde aan om
te voelen hoe de balans was. Bekeek het nogeens en merkte
toen met enig wantrouwen op: 'Hij is wel kaal ja,zonder hanen'.
Tja, dat is de hamerlès. Modern glad afgewerkt. Voor de veilig
heid, ken niet ketjantol als je door de bush loopt. Kan niet blij
ven haken achter takken zodat ze per ongeluk gespannen wor
den'. Met hamerlès bedoelde hij hammer less, wat zoveel bete
kent als hamerloos. Het afvuurmechanisme was
ingebouwd. Men hoefde om te schieten niet eerst de hanen te
spannen maar slechts de veiligheidspal op vuur te zetten.
Toentertijd nog vrij onbekend en daarom had het ook niet het
onverdeeld vertrouwen van de Nimrods. Ventje behoorde wel
tot die groep, maar hij was vooruitstrevend.
'Jah, hij is wel kaal', vond Nootje. 'Die ouwe is veel mooier. Met
die hanen, als je ze spant kaja lachende hyena. En je kan ten
minste zien of hij gespannen is of niet en ook welke loop. Of
links of rechts of allebij'. Hij schudde het geweer heen en weer
en merkte toen op: 'Je hoort kretjek kretjek'. Hiermee bekriti
seerde hij de kwaliteit van het mechanisme. Het rammelde wat
zeggen wou dat niet alles precies aansloot.
'Dat moet juist', legde Ventje uit. 'Als je veel schiet wordt het
staal warm en zet uit en dan past alles precies'.
'En als alles nog niet precies past, als hij nog koud is wat
gebeurd er dan als je schiet
'Niks natuurlijk'.
'En hoeveel keer achter elkaar ben je dan van plan te schieten?
Er is toch geen oorlog'.
'Niet veel natuurlijk, maar ze houden er rekening mee', legde
Ventje geduldig uit.
'Waar heb je hem gekocht
'Ik heb hem nog niet gekocht. Eerst proberen, en als hij mij
bevalt koop ik hem pas'.
'Van wie heb je hem dan
'Van Ties'.
'Van Ties Die toekang tjatoet ?'(tussenhandelaar die spullen
voor anderen verkocht maar er zelf ook beter van werd).
'Wat geeft dat nou. Al is hij een toekang tjatoet, als het geweer
maar goed is. En hij moet toch ook leven'.
'Ja itoe dia, dat is 't hem nou juist, hij moet ook leven, akkoord,
maar hoe weetje dat die spuit goed is. Misschien mankeert er
wel wat aan en ontploft hij. En hoeveel winst neemt hij'.
'Ach, Ties is wel een scharrelaar maar zo'n bedrieger is hij nu
ook weer niet. En trouwens, ik probeer hem toch eerst. Daarom
gaan we er zaterdag op uit'.
'Ga je met Ties
'Nee, met jou'.
'Oh ja, Ties kijkt wel uit. Maar oké ik heb wel zin om weer op
jacht te gaan'.
'Dan gaan we bij de tambaks jagen. Het is wel Tjèlèngslompret
maar je hebt daar tenminste een goeie kans om wat te schie
ten. En het is hier vlak bij'. Omdat het om het testen van het
geweer ging koos men als jachtterrein de tambaks, visvijvers
aan het strand. Het waren wel geen grote beesten en de kwali
teit was ook minder, vanwege de tranige smaak van het vlees,
maar er liepen er nogal wat rond zodat men grote kans had er
een te schieten. Deze strandzwijnen waren in het jagersjargon
tjèlèngslompret geheten. Tjèlèng is zwijn en slompret is verbas
tering van trompet vanwege de lange snuit die uitstekend
geschikt is voor het wroeten in ondiep water. Hadden ze hele
maal geen geluk, wat de zwijnen betrof, dan konden ze altijd
nog mliwis, eenden, verschalken. Het ging er toch om het
geweer te testen.
Zo zag men het tweetal op die zaterdag aan de rand van een
drooggevallen tambak. De jongelui keken om zich heen en
Nootje wees op een groep bomen en merkte op:'Als we die
middelste nemen met die dichte bladerkruin dan steken we niet
af tegen de lucht en ik denk dat ik een mooi zitplaats zie ook'.
Ventje die meer belangstelling voor het nieuwe geweer had dan
voor wat anders vond alles goed en dus klommen ze in de
boom.
Toen ze gezeten waren vroeg Nootje:'En, hoe vind je We zit
ten, we hebben een steun voor de voeten en een steun in de
rug'.
Ventje wipte nog even op zijn zitplaats om de stevigheid te tes
ten, richtte toen het geweer op denkbeeldige varkens om te
zien of hij wel een vrij schootsveld had en merkte toen op:
'Geweldig Noot, ik zie mijn hele konink rijk, laat die beesten nou
maar komen. Alleen onze leuning in de rug is een beetje hoog.
Je moet oppassen dat je niet er tussendoor valt'.
'Huh, huh, maar wie op jacht gaat heeft recht op ontbering',
merkte Nootje wijsgerig op. 'Maar we zitten hier goed', ging hij
verder, 'deze tambak ligt verder van het strand af dan de ande
re. Aan de sporen te oordelen lopen er zwijnen hier doorheen
om de andere en het strand te bereiken waar ze dan op zoek
gaan naar kepitings, keong, schaaldieren en ander eetbaars dat
ze langs de waterlijn vinden'.
De jongelui hadden besloten in één boom te gaan zitten. Ventje
zou schieten, met de hamerlès.
40