Drama in Bandoeng J.Th. Gantvoort Marin us Gantvoort (1890- 1920) Naaste familieleden vertelden mij vroeger altijd dat mijn oom Marinus Gantvoort (1890- 1920) in een zwembad in Indië was omgekomen. Hij zou een duik geno men hebben in een ondiep bassin en met zijn hoofd de bodem hebben geraakt. Het zou bovendien een wanhoopsdaad zijn geweest, omdat zijn meisje het even daarvoor had uitgemaakt. Een intrigerend drama! Ik heb getracht na te speuren hoe één en ander is gegaan. Naar Indië Marinus Gantvoort werd op 24 april 1890 in Den Haag geboren als zoon van Gerrit Jan Gantvoort, die een kruidenierszaak had aan de Weimarstraat no. 124 en oor spronkelijk uit Borculo afkomstig was. Hij groeide daar op en ging daar ook op school. Op 24-jarige leeftijd wilde hij zijn geluk in Indië gaan beproeven en op 23 september 1914 vertrok hij uit Den Haag met bestemming Bandoeng. In Bandoeng ging hij werken voor de firma Van August Hagelsteens, een kledingmagazijn. Marinus werd daar boekhouder en later ook procuratiehouder. Hij kon kennelijk goed met zijn werkgever opschieten, gezien verschillende foto's waarop hij in een gezellige sfeer staat vereeuwigd. Hij woonde in Bandoeng in een pension. Hij had in Bandoeng - zo blijkt uit foto's met bijschriften - twee boezemvrienden met wie hij veel optrok. Dit waren Daniel C.H. van Altenburg en B.G. Koppen, beiden technisch ambtenaren bij de PTT en bei den evenals Marinus toen nog vrijgezel. De laatste van de twee zou in 1921 trou wen met een zuster van Daniel (een dochter van dit echtpaar woont nog in Ontario, Canada). Ongeval Op zondagmiddag 11 april 1920 is Marinus met een aantal vrienden, waar onder waarschijnlijk Van Altenburg en Koppen, naar het zwembad Tjampelas in Bandoeng gegaan. Nadat zij daar enige tijd hadden gezwommen, werd hij door een paar van zijn vrienden gemist. Toen zij hem niet onmiddellijk konden vinden, begonnen zij aan een ongeluk te denken. De badmeester liet daarop het bassin waarin Marinus voor het laatst was gezien gedeeltelijk leeglopen. Spoedig daarna zag men het lichaam van de ongelukkige, dat aan de kant lag. Er werd onmiddellijk een dokter gebeld en iemand begon kunstmatige ademhaling toe te passen. Echter vergeefs, want toen dok ter Hovenkamp arriveerde, kon deze slechts de dood vaststellen. Het was toen iets na vieren. Als vermoedelijke doods oorzaak werd door de dokter hartkramp opgegeven. Mensen die bekend waren met Bandoeng, hebben mij verzekerd dat het daar zo koud kan zijn dat een derge lijke doodsoorzaak zeker niet onmogelijk is. De dochter van B.G. Koppen schreef mij dat haar vader haar vertelde dat zij vlak voor het zwemmen hadden gegeten en dat het daardoor waar schijnlijk was gekomen. 'Wij mochten daarom nooit eer der dan een uur na een maaltijd gaan zwemmen', voegt zij er nog aan toe. Duidelijk een ongeluk dus. De Preangerbode van 12 april 1920, waar aan ik deze gegevens ontleen, vermeldde nog wel dat 'het opmerkelijk is, dat nie mand de heer G. heeft zien wegzinken, daar het zeer druk was in het basin'. De krant bericht verder nog dat de hospi ta van het pension waar Marinus woonde, niet wilde dat het lichaam naar haar huis zou worden gebracht. In plaats daarvan werd het per brancard naar het zieken huis op Tjilentah vervoerd. Vandaar is het op maandagmorgen 12 april per lijkwa gen naar het huis van de familie Hagelsteens overgebracht. In de Preangerbode staan overlijdensadverten ties van respectievelijk de firma August Hagelsteens, zijn vrienden D. van Altenburg en B. Koppen en ook van zijn verloofde Erna Vieleers en haar familie. Erna Vieleers Met Erna Vieleers komt de liefde om de hoek kijken. De Preangerbode meldt niet voor niets dat bovengenoemd ongeval 'diepe indruk heeft gemaakt en...te meer, wijl de jonge man zich onlangs had ver loofd'. Wie was deze Erna Vieleers? Zij was geboren in Batavia op 29 november 1899, en zij was op het moment van het ongeval dus twintig jaar. Haar ouders waren Christoffel Vieleers, die toen klerk was op het residentiekantoor, en Silvio Catalani en Erna Vieleers met Milly 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 12