BAHASA INDONESIA Hoe de Indonesische taal ontstaan is heeft de belangstelling van vele oud- Indischgasten, vooral van hen die vroeger een vorm van het Indonesisch hebben gesproken en zich bediend hebben van pasar-Maleis, laag-Maleis, Bataviaans- Maleis, Javaans, Soendanees of één van de andere vierhonderd talen. Ik heb het artikel van de heer Edwin Burg met inte resse gelezen. Hierin stelt hij centraal dat de Bahasa Indonesia (in het vervolg met B.l. aangeduid) een 'wetenschap pelijk geordende kunsttaal' is, hij noemde het Hebreeuws en het Nynorsk als voorbeeld, en poneerde vervolgens de stelling dat Europa terwille van de eenheid het Esperanto dient te voeren, terwijl deze taal door zijn politiek neutrale en bovennationale karakter geen bedreiging zal vormen voor de afzonderlijke talen en culturen. Ik weet niet of men de bestaande levende talen als Hebreeuw en Nynorsk en ook Indonesisch wel als 'wetenschap pelijk geordende kunsttalen' kunt beschouwen, dit naar mijn mening in tegenstelling tot het Esperanto dat duidelijk een geconstrueerde taal is. Bij mijn weten zijn deze talen, evenals het Duits en het Nederlands, ontstaan uit bestaande talen, tege moet komend aan de behoefte aan een taal voor algemeen gebruik in een groter taalgebied. Dat er in de loop van hun bestaan commissies en congressen aan te pas zijn gekomen en dat er wetenschappelijk werk aan is gewijd om de grammatica, de spelling, de syntaxis en al wat niet meer vorm te geven, maakt van hen nog geen constructietaai als Esperanto. De meeste leerboeken Indonesisch geven in een voorwoord een min of meer uitgebreide indruk van het ontstaan van de taal. Ook Jusopo Muhamad Arsath Ro'is, wiens leven en overlij den in de Moesson- uitgave van 15 november 1993 is herdacht, geeft in zijn leerboek 'Bahasa Indonesia - praktisch leerboek voor beginners' iets weer van het ontstaan van deze taal. Woordenboeken geven in hun inleiding en verantwoording inte ressante zaken over ontstaan en historie, vooral van de jaren na de oorlog, en geven namen van taalwetenschappers die aan de ontwikkeling van de taal hebben gewerkt. Een zeer boeiende beschouwing over taal, literatuur en media van Indonesië is te vinden in het boek 'Indonesië' van de cursus Indonesisch van Teleac. Bovendien geeft dit boek veel informatie over dit land op diverse andere terreinen. Door al deze artikelen loopt als een rode draad het verband lingua franca - pasar-Maleis - laag- Maleis - Bahasa Malayu - vaststelling van de B.l. als eenheids taal - de huidige B.l. als levende en nog steeds in ontwikkeling zijnde dynamische taal. Naast namen van Indonesische taalwe tenschappers zijn enkele Engelse (of Australische) namen te vinden en ook een niet gering aantal Nederlandse namen, waar bij die van Klinkert en van Van Ophuysen de belangrijkste zijn. Men had in de vorige eeuw allang behoefte aan een standaard taal die in het grote eilandenrijk met zijn vele volken en talen voor onderlinge communicatie gebruikt kon worden, niet slechts in de sfeer van de lingua franca of het pasar-Maleis, maar in het bijzonder voor bestuur, onderwijs, missie en zending. Het was de protestantse zending die als eerste een oplossing zocht met een bijbelvertaling in het Maleis. De zendeling Klinkert kreeg in 1863 van het Bijbelgenootschap de opdracht deze te maken en hiervoor een "zuivere" Maleise taal te gebruiken die hij vond in de klassieke taal van het hof van Riau. Deze taal moest zich toendertijd sterk hebben onderscheiden van de andere Maleise talen, het laag-Maleis van de Javaanse steden, het Javaans en andere inheem se talen, zodat daarmee een mate van politieke neutraliteit kun worden gewaar borgd. Het gouvernement volgde de zen ding in haar keuze vanwege het grote belang van één standaardmaleis. Communicatie van de Nederlandse en de inheemse bestuursambtenaren vond in het vervolg plaats in dit uniforme Maleis. Een tweede belangrijk gegeven was dat door inspanningen van C.H. van Ophuysen, toendertijd leraar aan de kweekschool van Fort de Koek (tegen woordig Bukittinggi) het klassiek Riau-Maleis definitief tot standaardmaleis werd verheven. Van Ophuysen heeft namelijk in het begin van deze eeuw een 'Maleische spraakkunst' en een 'Maleisch leerboek' uitgegeven die van zeer grote invloed zijn gebleken. Kerkdiensten, ambtenarenopleidingen en in Fort de Koek opgeleide onderwijzers zorgden voor verspreiding van het Van Ophuysen-Maleis. Een belangrijke rol speelde ook de Balai Pustaka (Huis der Boeken), een in Bukittinggi gevestigde gou vernementele instelling die als een soort uitgeverij boeken in het Maleis verspreidde en vertalingen van "goede" boeken uitgaf. Volgens Arsath Ro'is heeft Van Ophuysen ook bewerkstelligd dat het Maleis, dat gewoonlijk in het Arabisch werd geschreven, nu ook in Latijnse letters werd gedrukt. Een zeer belangrijk moment in de lijn van de ontwikkeling was het Indonesische Jeugdcongres van 1928. Door de Jongeren werd toen van het voornemen getuigd om te strijden voor één Indonesisch volk, één Indonesische natie en één taal, de Bahasa Indonesia. De Nationalisten hebben nooit uitgesproken welke taal er werd bedoeld. In de praktijk is dit het Maleis geworden van Klinkert en van Van Ophuysen. Op het Congres Bahasa Indonesia I te Solo in 1938 werd de wens uitgesproken om de spelling van de B.l. te vervolmaken. Hieraan werd gehoor gegeven met de vaststelling in 1947 van de 'Spelling van de Republiek'. Op het Congres Bahasa Indonesia II te Medan in 1954 werd besloten om de 'Spelling van de Republiek' verder te vervolmaken. Er werden twee con cepten gemaakt, één voor de 'Vernieuwde Spelling van 1957' en later in 1959 gevolgd door één voor de 'Spelling Malayu- Indonesia' die gezamenlijk samengesteld was door Indonesië en de Federatie Maleisië. Deze beide concepten zijn nimmer ten uitvoer gebracht. Tenslotte gaf in 1972 het Departement van Opvoeding en Cultuur van de Republiek voor alle Indonesische scholen en instellingen een brochure uit onder de titel 'Pedoman Edjaan Bahasa Indonesia Jang Disempurnakan' (Handleiding voor de vervolmaakte spelling van de Bahasa Indonesia). Een taal in het allergrootste culturele bezit van een volk. Het moet voldoening scheppen dat aan de ontwikkeling van de B.I., naast Indonesiërs, ook Nederlanders hebben medegewerkt of zelfs aan de wieg ervan hebben gestaan. Deze taal is niet als een geconstrueerde kunsttaal opgelegd, maar is ontstaan uit een levende hoftaal die zich langs de gebo den wegen tot standaardtaal heeft ontwikkeld en ook allerwegen als landstaal is geaccepteerd. Moge dit één van de blijvende banden zijn tussen Nederlanders en Indonesiërs. C.J. de Graaf 22

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 22