De rede van Soerabaja, mijn geboortestad niet anders zijn. Deze voorzichtige omgang met elkaar en plotseling heb je het gevoel dat je dat niet langer uithoudt, dat je er vandoor moet. Een vrouwenprobleem of toch eerder een Nederlands-Duits probleem? Waarom, bijvoorbeeld, ergert zij zich eraan als haar man de kinderen zegt een jas aan te trek ken, omdat het buiten koud is, alsof die niet voor zichzelf kunnen beslissen dat het koud is. Is het werkelijk zo belangrijk, dat ik me over zulke dingen ergeren moet? Ben ik zo kinderachtig, zo intole rant? Met driftige stappen volg ik de weg langs de korenvelden. Verdorie, ik wil niet huilen Een kind op een fiets komt me tegemoet, nee, niet één van mijn kinderen, een vreemd kind. We lachen naar elkaar en groeten en snel kijk ik weer voor me uit, zonder wat te zien, de tranen tussen mij en de weg. Ja, het is alles zo vreselijk onbenullig en daarom is het zo schrikbarend dat zulke futiliteiten toch elke dag weer tot kleine wreveligheden kunnen voeren. Een hond rent blaffend de lange oprit van een boer derij af en blijft dan doorkeffend zitten. Of ik met een Deen of een Nederlander ook zulke subtiele wrijvingen zou hebben Ik geloof niet dat het met de nationaliteit te maken heeft, het is toch wel eerder zo, dat ik anders ben. Toevallig bij het opruimen van mijn boe kenplanken vond ik dit schrift verstopt achter de boeken met het nooit ten einde geschreven verhaal. De laatste regels zijn door tranen wat uitgesmeerd. Er zijn intussen weer dertien jaar voorbij gegaan. Ik ben nu al een beetje een oude vrouw aan het worden en kan me toch nog heel goed de jonge vrouw die ik was herinneren en ik heb erbarmen met haar. Hoe eenzaam heeft ze zich vaak gevoeld, hoe vertwijfeld als de dingen anders liepen dan ze dacht, ondanks alle krachtinspanningen, ondanks alle moeite en ondanks alle liefde, die ze voor haar man en kinderen had. Ze heeft heel lang nodig gehad om te begrijpen dat haar probleem in de verloren identiteit zat, de identiteit van een Indische die zich eerst in Nederland en dan als dubbelvreemde in Duitsland moest aanpassen. Ik hoef dit verhaal nu niet meer te beëin digen, ik heb alles in andere verhalen verwerkt en ben zo achter de waarheid gekomen. Ik voel me rustig en zeker, niet meer agressief, niet meer verloren. Tegelijk met dit schrift vond ik ook briefjes van de kinderen, die me lieten lachen en me herinnerden aan de vrolijke momen ten met hen. Nu zijn ze beiden al volwas sen mannen, de één heeft zijn draai gevonden maar komt het huis niet uit, de ander is het huis uit en vindt zijn draai nog niet. Intussen was ik een keer in Indonesië en zal er dit jaar weer heen gaan. En nu meer dan drie jaar later kom ik er eindelijk toe dit alles uit te werken. Ik ben in de VUT en heb nu de tijd aan de schrijfmachine te zitten. Misschien her kent de één of ander zich in dit verhaal, heeft hetzelfde gevoel van verlorenheid gekend. Ons ouderlijk huis stond op de voor mij mooiste plek van de wereld: daar waar de Kali Mas in de Straat van Madoera stroomt. Sinds mijn terugkeer in Nederland in 1946, heb ik nog niemand gesproken die mij iets kon vertellen over de laatste dagen van Soerabaja en in het bijzonder de marinewerf. Ik hoop nog steeds dat ik nog eens iemand ontmoet, die mij daar over nadere gegevens kan verstrekken. W. Booy, Schakelweg 348, 3192 JP Hoogvliet- Rotterdam Wij woonden er prachtig. Veel scheep vaart en bij zonsondergang was het uit zicht op het havenkantoor, met dat schil derachtige torentje, adembenemend mooi. Evenals de zeeboulevard in Vlissingen, was die uiterste punt van Soerabaja een trekpleister voor mensen uit de stad. Veel schepen kwamen voor anker of vertrokken, zoals de mailboten van de Stoomvaart Maatschappij Nederland en de Koninklijke Rotterdamse Lloyd. Deze foto toont een mooi uitzicht op het havenkantoor gezien vanaf de overzijde van de baai. Het havenkantoor is vele malen op het schildersdoek vereeuwigd door amateur schilders, waaronder Willem van der Does, een voormalig koopvaardij-officier. Ik heb deze kunstschilder vaak gadege slagen als hij voor ons huis zat, dat zich eveneens aan deze kant van de haven bevindt.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 39