I w Oude KPM- Schepen van Tempo Doeloe Deel VI door Pohon Linde Onlangs verscheen het zesde deel in de serie 'Oude KPM- Schepen van Tempo Doeloe' van de hand van 'Pohon Linde' (kapitein Lucas Lindeboom). Evenals de voorgaande delen, is ook dit boek rijk geïllustreerd met foto's en reprodukties van documenten die betrekking hebben op de geschiedenis van de KPM. In het inleidende gedeelte geeft de schrijver een overzicht van de historie van de handel en scheepvaart op de Indische archipel zoals die zich in de loop van de 19e eeuw ontwikkelde. Het tweede deel van het boek is gewijd aan de bespreking van een aantal KPM- schepen, een vervolg van de in de vorige delen behandelde schepen. Naast de bijzonderheden van elk schip vermeldt de auteur ook de her komst van de naam en de lotgevallen ervan. Charles Manders Tahoen2 Jang Soedah Loepa (De ver geten jaren) Twentse jongens in Nederlands-Oostindië en Nieuw-Guinea, 1942 - 1962. Door P.F. Berends. Een goed ogend boek dat reeds in het voorwoord van de auteur wordt geken schetst als geschreven zonder enige wetenschappelijke basis, en dat vooral gaat over de Twentse jongens die als militair in de genoemde jaren naar Indië werden gezonden. De schrijver zelf dien de bijna twee jaar als dienstplichtige mili tair in West- Java. Hij gevoelde - zeker na 1988, een jaar waarin veel landelijk rumoer voortwoedde rond de zo omstre den geschiedschrijving van dr L. de Jong - behoefte om historische gegevens over Twentse jongen (oud- Indië- en Nieuw- Guinea-gangers) - te verzamelen en te publiceren. In heel het land verlangden de meer dan honderdduizend oud-militai ren die niet meer aan het arbeidsproces deelnamen, om een brede herkenning en erkenning. Bij stukjes en beetjes is dat, mede door oprichting van een veteranen- platform en een erg late medewerking van het ministerie van Defensie, eniger mate gelukt. Het boek van Berends is daar een stukje van, speciaal met het regionale oog dat op Twente is gericht. Het geheel wordt slechts uit die hoek en overigens zeer fragmentarisch belicht. Gezien de wijdte van de opzet, kon het niet anders of bepaalde facetten worden onderbelicht en anderen daarentegen sterk overbelicht: dit laatste geldt vooral de reizen heen en terug met de vele troe penschepen. De auteur heeft zeer vele goedgekozen foto's opgenomen evenals talloze kranteknipsels. De accenten wor den in het boek op interessante doch ook zeer eenzijdig en willekeurige wijze gelegd. Grote aandacht wordt besteed aan de terugkeer van de Twentse jon gens. Er is ook een droeve lijst van die genen die niet meer terugkeerden en die grotendeels op de erevelden in Indonesië begraven liggen. Een zeer groot deel van het boek - liefst 117 bladzijden! - wordt besteed aan een naamsgewijze opgave van al die Twentenaren die hun dienst in de tropen hebben verricht. Hoewel het boek in vele opzichten sympathiek over komt - de 'Nederlanders- van- toen- in- Indië' denken nog immer met dankbaar heid aan de massale overkomst van al die militairen uit het moederland, toen de nood voor hen het hoogst was - heb ik zeker niet de indruk dat dit werk in de kringen van onze lezers met interesse ter hand zal worden genomen. Want wat er aan ontbreekt dat zijn de gevoelens van al die jonge Twentenaren toen zij aan kwamen en de ontvangst van hen temid den van de be-volking en van de 0,3 milj. Nederlanders die er al woonden. Een fijn werk voor mensen in Twente maar de Moesson lezers zullen er maar nauwelijks iets aan hebben. C.A. Heshusius De maan op het water door Elvire Spier Het boek begint op het eind van de jaren twintig wanneer de hoofdpersoon Sarah vijfjaar oud is, op de dag dat haar over grootvader negentig wordt. Met haar blonde haar en groene ogen heeft zij het uiterlijk van haar blanke voorouders. Maar vooral door de invloed van haar Soendanese overgrootmoeder Taiba is Sarah heel goed op de hoogte van de Javaanse zeden en gewoontes. Na de dood van haar overgrootvader moeten zij het landgoed verlaten, 'als honden verjaagd', omdat haar overgroot vader alleen volgens de Mohammedaan se ritus met Taiba is getrouwd. Sarah's stiefvader is baron, maar dit verhoogt haar maatschappelijke status niet. Ze blijft het indokind, in de ogen van haar nieuwe familie vooral.niet gewoon Soendanees en niet gewoon Hollands, niet gewoon een katjong, maar een witte katjong zoals ze zelf met pijn in het hart vaststelt. Wanneer haar stiefvader te horen krijgt dat hij de elektrische centrale die hij heeft gebouwd niet mag beheren omdat dit alleen gedaan mag worden door een administrateur die in Europa is gecontracteerd betekent dit voor Sarah het einde van een waardevolle periode in haar leven. Door de ogen van de schrij fster zien wij het Indië van toen weer her leven, herken baar voor de ouderen en informatief voor diegenen die meer over die tijd willen weten. Inge Dümpel Oorlogsdocumentatie '40- '45 Vierde jaarboek van het RIOD (1993) Dit jaarboek bevat vier artikelen, waarvan er één is gewijd aan Nederlands -Indië. In dit artikel belicht Mary C. van Delden- Verhoeven het onbekende verhaal van de repatriëring van Japanse troepen èn Nederlandse geïnterneerden door het pas opgerichte Indonesische leger: ope ratie POPDA. De Japanse capitulatie kwam voor Nederland vanuit een organi satorisch standpunt veel te vroeg. Boven dien stond Nederland aan de zijlijn, de Engelsen maakten de dienst uit op Java en Sumatra. Maar ook zij hadden hun handen vol aan de chaos en de Indonesische tegenstand en konden hun enorme taak niet aan. Noodgedwongen werd daarom een beroep gedaan op de jonge Republiek om tot samenwerking te komen bij de evacuatie van geïnterneer den en de ontwapening van de Japanners op Java en Madura. Die kans greep de Indonesische politieke en militaire leiding met beide handen aan. Zo kreeg zij de kans de buitenwereld te tonen dat zij niet uit 'ongeorganiseerde extremisten' bestond. Naast diplomatieke 'goodwill' bracht een dergelijke operatie ook andere belangrijke voordelen voor de Republiek. Na de afhandeling van deze evacuatie zouden de Engelsen immers vertrekken en daarnaast zou men in het bezit komen van de Japanse wapens. Een nieuwe organisatie werd opgericht, die de naam POPDA kreeg. POPDA staat voor Panitia Oeroesan Pengangkoetan Djepang dan APWI (Organisatie voor het transport van Japanners en APWI's). Volgens de auteur zijn door POPDA onder moeilijke omstandigheden tussen april 1946 tot juni 1947 ongeveer 45.000 personen geëvacueerd. Moeilijke omstandigheden omdat de republikeinse leiders geen greep hadden op de pemoe- da's. Van Delden heeft deze onbekende episo de - ook veel geïnterneerden zullen geen idee gehad hebben dat ze door POPDA naar Batavia werden gebracht - op boeiende wijze beschreven. Mark Loderichs 43

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1994 | | pagina 43